Preekarchief 2020
Openbaring des Heren
5 januari 2020
Schriftlezingen: Jes. 60,1-6 en Mt. 2,1-12)(A)
Dit weekend viert de Latijnse Kerk, de Kerk van het Westen het feest van de Openbaring des Heren en volgende week het feest van de Doop van de Heer en eens in de drie jaar het feest van de Bruiloft te Kana. In de Oosterse Kerken vieren ze al deze drie feesten ineen: het bezoek van de wijzen, de doop van Christus en het wonder van Kana. Het zijn alle drie openbaringsverhalen.
Wij noemen het christelijk geloof dan ook een ‘Openbaringsgeloof’. Wat betekent dat ‘Openbaringsgeloof’? Dat betekent dat wij niet geloven dat het iets is dat iemand uitgedacht heeft en wat allemaal logisch en vanzelfsprekend lijkt, of dat we iets in ons hart stiekem graag zouden willen, zoals een leven na de dood zonder pijn en zonder verdriet. Nee, dat is niet wat we bedoelen met de term openbaringsgeloof. We geloven ook niet in een filosofische stroming die met haar verstand iets over God als de Schepper zegt. Nee, dat bedoelen we ook niet met openbaringsgeloof. Nee, wat wij bedoelen met de term openbaringsgeloof is dat wij geloven in een God die met ons mensen is gaan spreken, die is binnengetreden in het menselijk leven, die met ons een relatie is aangegaan en nog steeds met ons bezig is en zich daardoor nog steeds aan ons openbaart.
Het Tweede Vaticaanse Concilie zegt het in ‘Dei Verbum’ als volgt: ‘Zo spreekt door deze openbaring de onzichtbare God, uit de overvloed van zijn liefde, tot de mensen als tot zijn vrienden en gaat Hij met hen om, teneinde hen uit te nodigen tot de gemeenschap met Hem en hen daarin op te nemen’. God wil dus een relatie, een vriendschap met de mens. Dat is het uiteindelijke doel, de gemeenschap met God.
Vandaag openbaart zich in het evangelie Jezus aan de wijzen, dat wil zeggen aan mensen die niet deel uitmaakten van de Joodse geloofsgemeenschap. Het waren wel zoekers en ze dachten het in de natuur en in natuurverschijnselen te kunnen vinden. En ook al kom je zo niet bij de openbaring uit, het is wel precies die houding die hen ontvankelijk maakte voor en nieuwsgiering maakte naar God. Zij volgden een natuurfenomeen, een ster aan de hemel en ze kwamen uiteindelijk uit bij iets dat dit natuurverschijnsel totaal te boven ging: een stal in Bethlehem die in de eenvoud van Jozef, Maria en het kindje Jezus niets bijzonders leek te zijn, maar die in dat pasgeboren kind de mensgeworden God herbergde. En zo waren het uiteindelijk niet de wijzen die God vonden, maar het was God die de wijzen vond, die bij hen kwam en die zich aan hen openbaarde. In de stal van Bethlehem werden zij op een heel concrete manier – via Jozef, Maria en Jezus – opgenomen in die gemeenschap met God waar de concilietekst over sprak.
De wijzen zijn in hun zoektocht voor ons een groot voorbeeld. Wij hebben van God ons verstand gekregen. En dit verstand is er niet alleen om wiskunde mee te doen en de natuur te onderzoeken en te beheersen, maar dat verstand heeft zijn uiteindelijke doel in God. Het is door God gemaakt voor de waarheid en het vindt zijn rust dan ook alleen in de waarheid: in de kleine waarheid van de wiskunde en de techniek, maar uiteindelijk vooral in de grote waarheid die God zelf is. En als de mens dat blijft ontkennen dat blijft zijn verstand als een soort ‘weeskind’ omdat het zijn oorsprong en zijn doel niet kent.
Aan ons is het initiatief het niet bij die ‘weestoestand’ te laten, maar op zoek te gaan naar onze oorsprong en ons doel: God. Gelukkig is God barmhartig en weet Hij dat wij zwak zijn en niet bepaald volhardend in ons zoeken. Wij geven het maar al te gauw op of denken het al te gauw gevonden te hebben. Maar ook hier komt Hij ons tegemoet. En Hij geeft ons zelfs meer dan we zouden verwachten: gemeenschap met Hem. Stellen wij ons hart dan nogmaals open om de kerststal te bezoeken en deel te worden van de gemeenschap rond het heilig Huisgezin, de herders en de wijzen: het is een openbaring van gemeenschap waartoe God ook u en mij roept. Ja, er is ook een plekje voor u en voor mij in de stal!
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Gezinsviering Hoogfeest Openbaring des Heren
Schriftlezingen: (Jes. 60,1-6 en Mt. 2,1-12)
Wat doe je als je voor het eerst ergens bent? Als je voor het eerst op je nieuwe school of in je nieuwe team bent? Dan stel je je voor! Hallo, ik ben Sandor en ik zit nu bij jullie in de klas en ik hou van dit en van dat… Het is helemaal niet netjes en ook zeer onhandig als je dat niet doet. Als je zomaar ergens binnenkomt en dan niemand een hand geeft en aan niemand je naam zegt. De mensen en kinderen weten dan niet hoe je heet en gaan dan misschien van alles over je bedenken en je met een verkeerde naam roepen. Kortom: als je ergens voor het eerst bent of als je niemand kent dan stel je jezelf even voor. Ik ben die en die…
Dit is een normale en fatsoenlijke regel voor ons mensen. Maar hoe zit het eigenlijk met God? Hoe weten we van Hem hoe Hij heet en wie Hij is? Heeft iemand dat op een achternamiddag zitten te bedenken? Of heeft iemand gedroomd over een leven na de dood en zonder pijn en ellende en dat leven maar God genoemd? Neen, zo is het niet gegaan.
Hoe is het dan wel gegaan dat wij weten hoe God heet en wie Hij is? Dat weten we omdat God zichzelf aan ons mensen heeft voorgesteld! Dat deed Hij door engelen naar de herders te sturen die de herders vertelden dat er een kindje is geboren en dat dat kindje Zoon van God is. En ook heeft Hij een engel (Gabriël) gestuurd naar Maria en Jozef om hun te vertellen over het kind dat zij zouden krijgen en dat zij Jezus zouden moeten noemen. Zo heeft God zich dus aan Maria en Jozef en aan de herders voorgesteld: via een engel gaf Hij een boodschap door!
Maar vandaag hoorden we over drie wijzen. Hoe zat het met die wijzen? Die wijzen hadden geen bezoek van een engel gehad, maar wel hadden zij een ster aan de hemel gezien. Ze waren erg nieuwsgierig die wijzen. Ze zochten overal in de natuur naar aanwijzingen van God. Veel mensen in onze tijd doen dat ook zo. Die wandelen graag in de natuur en genieten ervan. En soms zeggen ze dat ze in die natuur God ontmoeten. Ongetwijfeld is de natuur Gods werk, maar of je Hem daarin ook kunt zien, weet ik niet.
Hoe dan ook gingen de wijzen nieuwsgierig op weg. En na wat omwegen, onder andere langs die vervelende koning Herodes, kwamen ze op een plek die ze in hun stoutste dromen nooit hadden kunnen bedenken. Ze kwamen niet in een planetarium of in een mooi natuurreservaat en ze kwamen ook niet in een prachtig paleis dat je in alles aan God doet denken, neen, ze kwamen in een armoedige, armetierige, tochtige stal. Vies en vochtig. En wat vonden ze daar? Een arme en vermoeide man en vrouw. Niet in een koninklijke slaapkamer op een heerlijk zacht bed, neen, ze zaten op een gammel krukje en het kindje lag in een leeggemaakte voerbak. Nou niet bepaald een goddelijke plek voor een goddelijk Kind!
Maar toch gebeurde er iets met die drie wijzen. Ze ontdekten en merkten bij zichzelf dat God, de God die zij altijd in natuurverschijnselen en in de sterren dachten te zoeken en te vinden, dat die God daar helemaal niet te vinden was, maar in dit eenvoudige Kind met deze eenvoudige ouders te vinden was. Zij ontdekten dat God zich aan hen voorstelde, zich aan hen presenteerde, zich aan hen liet zien in dit Kind in die armetierige stal! Dat was de plek van de Openbaring van God: in deze stal in dit Kind! En ja, wat hoort bij zo’n bijzonder Kind? Bijzondere geschenken. Goud, wierook en mirre. Die hadden zij bij zich om in een prachtig paleis aan een Godskind te gaan geven. Dat Godskind zagen zij nu en dus gaven ze die gaven aan Jezus. Goud omdat Jezus inderdaad Koninklijk is, Wierook omdat Jezus inderdaad Goddelijk is en mirre omdat Jezus inderdaad menselijk is en uiteindelijk een menselijke dood zou gaan sterven aan het kruis. En mirre gebruikten ze toen om de dode mensen netjes te maken voor de begrafenis. En zo stelde God zich aan die drie wijzen voor. Hij stelde zich voor door hen Jezus te laten zien. En Hij stelt zich ook aan ons voor door ons Jezus te laten zien. Dus als je naar Jezus kijkt dan zie je God!
Wij moeten dus heel goed naar Jezus kijken om God te kunnen vinden en om te kunnen weten wat we moeten doen. En dat noemen we Openbaring des Heren, Epifanie, dat God zich aan ons voorstelt.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging Doop van de Heer
12 januari 2020
Schriftlezingen: Jes. 42,1-4.6-7 en Mt. 3,13-17 (A)
De rivier de Jordaan ontspringt boven op de berg Hermon, zo’n driehonderd meter boven de zeespiegel. De Jordaan is 360 kilometer lang en mondt via een enorm verval uit in de Dode Zee. Het niveau van die binnenzee ligt 390 meter onder het niveau van de Middellandse Zee. Er is ter wereld dan ook geen dal zo diep als het Jordaandal ter hoogte van Jeruzalem. En de rivier: je hebt er niet zoveel aan. Hooguit geschikt om te dopen.
En bij die rivier staat Jezus in de rij tussen mensen die zijn gekomen om zich te laten dopen. Anoniem wachtend tussen de zondaars die zich willen bekeren, tussen de stumperds die vastgelopen zijn in het leven en tussen de mensen die een nieuw leven willen beginnen. Het is de allerlaagste plek van de hele wereld, dieper kan een mens op deze aarde niet afdalen; lager bestaat niet. Hier op deze plek toont Jezus zich solidair met al die mensen op deze wereld die er niet zoveel van terecht brengen, die aan lager wal zijn geraakt, maar die diep in hun hart toch zo graag anders zouden willen doen.
Ten diepste moet dat ook onze motivatie zijn om gedoopt te willen worden. Als wij nog niet gedoopt zouden zijn dan zouden we dat moeten willen om die reden. Dat wij op een of andere manier hulp nodig hebben, redding, bevrijding, vergeving. Bevestiging. En dat wij die hulp van God verwachten. Althans zo zou het moeten zijn. Maar de meesten van ons zijn als baby gedoopt, ongevraagd hebben onze ouders ons naar de kerk gebracht en ons laten dopen. We hebben er geen persoonlijke herinneringen aan, er zijn hooguit wat foto’s of films, meer niet. En de mensen die ons toen ten doop hielden, in veel gevallen zijn die er al niet meer.
Daarom is het goed dat wij op het feest van de Doop van de Heer uitdrukkelijk worden herinnerd aan ons doopsel en aan al datgene wat eraan verbonden is. Want er is nogal wat aan het doopsel verbonden. Het staat voor een compleet program. Het is de kern, het is de bron van ons leven als christen.
Wat zagen en hoorden wij zojuist? Dat Jezus bevestigd wordt wie Hij is en dat Hij na zijn doop begint met het verkondigen van de blijde boodschap. Het is dus een bevestiging en een begin. Een bevestiging want toen Jezus uit het water opstond, zag Hij de Geest neerdalen en hoorde Hij de stem van de Vader die zei: ‘Jij bent mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb’. Woorden om even bij stil te staan. Woorden van bevestiging. Jezus is de geliefde Zoon van God. Velen van u zijn ouders van kinderen en grootouders en wij zijn allemaal kind van ouders geweest, dan weet u hopelijk uit ervaring hoe groot de liefde van ouders voor hun kinderen is. Zo’n liefde, en dan nog veel meer, geeft Jezus de kracht om het land door te trekken en uiteindelijk tot het uiterste te gaan om aan iedereen bekend te maken waartoe Hij gezonden was.
En wat doet Jezus nu door zich te laten dopen? Hij was toch zonder fout of tekort, Hij had de doop om die reden toch helemaal niet nodig. Dus waarom zou Hij zich moeten aansluiten in de grote rij van zondaars die zich bij Johannes meldde? Dat was voor Johannes ook een vraag. En toen zei Jezus: ‘Zo moet het zijn, het is passend’, want door zich te laten dopen wees Jezus ons de weg naar het doopsel. Hij heeft het ons voorgedaan. Zijn doopsel is het oerbeeld van ons doopsel. Want in het doopsel worden wij schoongewassen, al wat fout is aan onze mensengeschiedenis wordt afgespoeld. Maar dat niet alleen: ook wij worden bevestigd, wij ontvangen vervolgens ook genade, kracht van de heilige Geest.
Want ook voor ons zijn de woorden waar: ‘Jij bent mijn veelgeliefde’. In het doopsel worden wij de veelgeliefde kinderen van God.
Ons doopsel is dus een bevestiging, maar ook een begin. Een begin van het echte werk. Met de doop van Jezus begon zijn verkondiging, zijn genezingen en zijn lijden, sterven en verrijzen. En met ons doopsel zijn wij ook geroepen te verkondigen, te genezen of anders gezegd dat koninkrijk van God dichterbij te brengen. Niet met stemverheffing en geweld, het geknakte riet niet breken, de kwijnende vlaspit niet doven, maar door binnen onze eigen mogelijkheden heilzaam te zijn voor de zieken in onze straat, de verdrukten in onze stad, de gevangenen in ons land en de armen in onze wereld. Gerechtigheid vervullen: een leven leiden naar Gods bedoeling.
Het is duidelijk dat als iedere gedoopte zijn doopsel zo zou beleven en daar zo werk van zou maken, dat de wereld dan echt verandert. En voor elke mens heeft deze opdracht een andere vorm. Maar iedere gedoopte is ertoe geroepen te laten zien dat christen-zijn een verschil maakt. En laat hij zich daarbij gedragen en gesteund weten door de kracht van Gods Geest die hij in het doopsel ontvangen heeft. Dat tegen hem of haar is gezegd: ‘Jij bent mijn veelgeliefde. Ik heb vertrouwen in je’. Die liefde van God is onze belofte, die liefde met de wereld delen is onze opdracht.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging 2e zondag door het jaar A
19 januari 2020
Schriftlezingen: Jes. 49,3.5-6 en Joh. 1,29-34(A)
Katholiek Nederland staat aan de vooravond van een groot renovatieproces. Ik heb daar al meerdere keren over gepreekt. En er zijn verschillende boeken over dit thema verschenen. Daarnaast wordt er eind maart een conferentie over georganiseerd die helemaal volgeboekt is. Katholiek Nederland heeft de afgelopen tien, twintig, dertig jaar getracht om de boel te redden door wat met de meubels te schuiven. Helaas is schuiven met meubels niet meer afdoende. Er moet nu echt gerenoveerd worden. In dat woordje renoveren zit het woord vernieuwen. De boel moet dus vernieuwd worden, grondig vernieuwd worden, want de oude structuren zijn tot op de draad versleten. De oude parochies hebben hun tijd gehad. De parochies die de volkskerk zoveel jaren konden huisvesten zijn voorbij. Nu moet onze focus heel ergens anders gaan liggen. Waar we de afgelopen jaren vooral met onszelf bezig zijn geweest, en dat geldt zeer zeker ook voor Almere, moeten we nu onze nieuwe kerk in de loop van dit jaar in gebruik wordt genomen ons meer richten op de buitenwereld.
De Canadese priester James Mallon schrijft in zijn boek ‘Als God renoveert’ dat de katholieke kerk een identiteitscrisis heeft. Ze weet niet meer waartoe zij op aarde is. Dus wat haar taak is. Mallon stelt dat de belangrijkste taak van de kerk is: gaan, maken, dopen en leren. En van die taken is ‘leerlingen maken’ de kern, waar de andere drie omheen draaien, het gaan, dopen en het leren. We hebben de afgelopen eeuwen ontzettend veel missiereizen gemaakt, we hebben praktisch het hele onderwijs in al die landen op poten gezet, ook hier in Nederland hebben wij, katholiek en niet-katholiek leren lezen met methodes van de fraters van Tilburg! We hebben prachtige handboeken volgeschreven over hoe wij onze sacramenten en rituelen moeten vieren. Maar waar we het meeste mee worstelen is dat wat de absolute kern van de opdracht van Christus aan de kerk is: leerlingen maken.
Op een of andere manier zit dat niet zo in ons. Voelen we een soort verlegenheid en doet dat ons denken aan Jehova’s getuigen. Toch is dat een grote misvatting. We moeten spreken over Jezus, we moeten praten over ons geloof. Er is alleen de lastige waarheid dat velen van ons Jezus nooit persoonlijk hebben leren kennen en dus ook niet naar Hem hunkeren. En nu dwang en angst zijn weggevallen, blijven velen weg en sommigen al jaren lang. Wat kunnen we daaraan doen? Wat pausen vanaf Paulus VI tot nu toe ons voorhouden: nieuwe evangelisatie. Onze identiteit herontdekken en de kern van onze opdracht opnieuw centraal stellen in alles wat we doen teneinde een kerk van leerlingen te worden die uitgaat om leerlingen te maken van alle volken. Het goede nieuws vertellen niet alleen aan matig geïnteresseerden of afgehaakte katholieken, maar aan allen die Christus en zijn kerk niet kennen. We zijn geroepen om naar de randen van de samenleving te gaan, naar de armen, de rijken, de kwetsbaren en degenen die zich verstopt hebben in hun ommuurde gemeenschappen. We zijn geroepen om te gaan.
En we zijn daartoe toegerust. Door ons doopsel en vormsel zijn wij kinderen van God geworden. Dit betekent dat wij enerzijds mogen delen in de dood én de verrijzenis van de Heer, maar anderzijds ook in zijn zending om in de voetsporen van Christus te gaan. Vaak vertalen we dat met goed doen voor de naasten.
Maar daarmee zijn wij nog niet klaar. Want naast deze diaconale kant van Jezus kennen we Hem ook als degene die eropuit trok om zieken te genezen, onderricht te geven en het Rijk Gods te verkondigen. En dat wordt ook van ons gevraagd. Maar hoe dat moet vinden we o zo moeilijk!
En dat is het ook. Niemand van ons kan het geloof uitdragen of verkondigen. Tenminste niet op eigen kracht! Want daar zit hem juist de crux! Wij mensen zijn niet in staat om te getuigen van Gods liefde, als we die niet eerst ontvangen hebben. En niemand van ons kan begeesterd spreken over geloof, tenzij we de heilige Geest ontvangen hebben. En niemand kan verkondigen dat het Koninkrijk van God komende is, als we niet eerst zelf iets daarvan ervaren hebben. We kunnen dat alleen in verbondenheid met Jezus in de kracht van de heilige Geest. Verbondenheid met Jezus! En om die verbondenheid met Jezus te verdiepen en te voeden moeten we eerst luisteraars worden. Luisteraars worden naar de heilige Geest. Dat zou de grondhouding moeten zijn van iedereen: in stilte en in gebed de Heer Jezus vragen welke wegen wij moeten gaan. Naar Hem luisteren en luisteren naar de naasten in nood. Mallon nodigt parochies dan ook uit om gebedsgroepen op te richten, om stille aanbidding aan te moedigen om zodoende een middel aan te bieden dat mensen in de gelegenheid stelt om bij Jezus te komen, om te mediteren, om te luisteren wat de Geest hen influistert.
Maar ook stelt Mallon dat de wekelijkse eucharistieviering het brandpunt moet zijn van de gemeenschap. Ik kom daar later nog op terug. Over hoe de kerk een betekenisvolle gemeenschap moet zijn voor mensen, waarin God en mens centraal staan. En hoe gebed en eucharistie de motor moeten zijn van waaruit alles gebeurt.
U kunt zo dadelijk ook de eucharistie ontvangen. In de eucharistie wil Jezus ons voeden en sterken met zijn Lichaam en Bloed, gegeven aan ons, uit liefde voor ons. Moge het van ons dan ook waarachtige getuigen maken van het licht in de wereld.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging Opdracht van de Heer
2 FEBRUARI 2020
Schriftlezingen: Mal. 3,1-4 en Lc. 2,22-40(A)
Wat is het toch dat gelovige mensen uitzien naar iets wat je niet kunt zien? En hoe komt het dat zij vol hoop zijn? Hoe komt het dat zij, als het goed is, een leven proberen te leiden dat gebaseerd is op liefde en trouw? Waar halen zij de kracht vandaan om het vol te houden? Ik kan bijvoorbeeld met bewondering kijken naar een tante van mijn vader, een oudtante, die vlak na de oorlog kort achter elkaar drie kinderen kwijtraakte en toch door kon gaan met haar leven. Het is toch nauwelijks voor te stellen wat voor drama dat moet zijn geweest. Maar toch ging zij door en toch kon zij lachen. Maar ze had een groot geloof, die tante Marie. In het geloof en in de kerk, de Vredeskerk in Amsterdam, vond zij de kracht om verder te gaan. En ze is uiteindelijk nog behoorlijk oud geworden.
Maar wat heb je al gelovige nou eigenlijk in handen? Toch niet zo veel, lijkt mij. We hebben de Bijbel, maar die wordt door allerlei mensen aangevallen en ondermijnd en verder hebben wij eigenlijk alleen geloof in de liefde van God. En door dat geloof staan we als het ware steeds op de uitkijk. Op de uitkijk naar het Rijk van God dat ons beloofd is. Als het goed is moet je dat aan de gelovige mensen kunnen zien. Als het goed is…
De personen die wij vandaag in de evangelielezing tegenkomen zouden we ook kunnen karakteriseren als gelovige mensen met alleen de Schrift in handen. Om te beginnen Maria en Jozef: zij komen eenvoudig weg de wet in de tempel vervullen. Die wet schreef voor dat een vrouw die een zoon had gebaard op de veertigste dag na de geboorte ritueel gereinigd moest worden. Verder moest de eerstgeboren zoon ook vrijgekocht worden. Normaal door een schaap te offeren, maar arme mensen konden volstaan met een koppel duiven. Daarnaast ontmoeten we een oude man, die door de Geest gedreven, een veertig dagen oud kind in zijn armen neemt. Het is Jezus. En even later komt er ook een oude vrouw in beeld. 84 jaar is zij, zeven maal twaalf. Een voltooid leven dus achter de rug, die dag en nacht in de tempel verbleef en daar God diende door vasten en gebed. Ze zijn blij om de geboorte van het kindje Jezus en dankten God voor dit wonder. Wat mooi als je zelf een heel leven achter de rug hebt, een leven ongetwijfeld met grote problemen en verdriet en ellende, en je kunt het opbrengen om open te staan voor dit kind en open kunt staan dat het misschien toch nu gaat gebeuren. Met elke geboorte begint het avontuur van het leven opnieuw. Alle reden om blij te zijn bij de geboorte van ieder kind. Want elk kind houdt ook een belofte in. Wat zal er uit dit kind groeien? Wat zal ervan worden? Waar zal het goed in zijn? Niet elk kind hoeft een Nobelprijswinnaar te zijn, maar is altijd de moeite waard.
Voor het joodse volk kwam daar nog een vreugdevolle verwachtingsvolle betekenis bij. Elk jongetje dat geboren werd, kon immers de langverwachte Messias zijn! Vele jaren keken de mensen op het tempelplein vol verwachting uit naar elk pasgeboren jongetje dat door zijn ouders het plein op werd gedragen. Zo ook hier vandaag. En dan neemt de oude Simeon Jezus in zijn armen en roept uit: ‘Nu laat Gij, Heer, uw dienaar in vrede gaan naar uw woord, want mijn ogen hebben thans uw heil aanschouwd, een licht dat voor de heidenen straalt’. In principe zou elk kind de beloofde Verlosser, de beloofde Messias kunnen zijn. Maar voor Simeon is het zeker: hij heeft de Verlosser gezien. In zijn geloof staat het vast dat met dit kind dat hij in zijn handen heeft de langverwachte Redder is gekomen. En dat gold ook voor de hoogbejaarde Hanna. Zij konden nu rustig heengaan, want zij hadden het heil gezien. Velen daarvoor hadden geleefd en waren uiteindelijk gestorven zonder de vervulling van al die beloftes te zien. Maar toch hielden zij al die jaren vol en gaven het geloof door aan hun kinderen en kleinkinderen. En nu mag het volk bij monde van Simeon en Hanna de beloofde Verlosser verwelkomen. Zij zongen het uit van blijdschap.
En nu zitten wij hier, met een groot of misschien klein geloof, maar wat we geloven en waar we in geloven moeten we op een of andere manier wel laten zien, in onze levenshouding en in onze liefde en vreugde. En in ons verlangen naar een betere toekomst. Daarom viert de Kerk op 2 februari sinds mensenheugenis het feest van de Opdracht van de Heer in de tempel. En gingen wij zojuist in de lichtprocessie met brandende kaarsen Christus tegemoet. Maar eigenlijk gaan wij Hem helemaal niet tegemoet. Nee, Hij wacht hier ons op. Hij is het die de verwachting in ons heeft gewekt en die de hoop in ons heeft gevoed. Verwachting en hoop om het vol te houden in het leven. Om uit te zien.
Om dat uit te drukken steken mensen op allerlei momenten kaarsen aan. Niet alleen hier of op zondag, maar ook thuis. Bijvoorbeeld om een gestorvene te gedenken of om te bidden voor iemand die het moeilijk heeft of die geopereerd wordt. Eigenlijk brengen we dan met een simpel gebaar zonder woorden tot uitdrukking dat wij in Hem geloven en op Hem vertrouwen. En kijken wij uit naar Christus die het licht in onze duisternis is. Maar we geven op die manier ook op subtiele wijze uiting van ons geloof en verwijzen wij naar Hem en worden wij in onze geseculariseerde wereld lichtpuntjes van hoop en liefde voor de volkeren. Dat is de blijvende opdracht voor de christenen.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging zesde zondag door het jaar (A)
16 februari 2020
Schriftlezingen: Sir. 15,15-20 en Mt. 5,17-37(A)
Als u geregeld op de markt boodschappen doet dan wordt u nog wel eens de vraag gesteld of het ietsjes meer mag zijn. Natuurlijk, geen bezwaar’, is dan meestal het antwoord. In het evangelie stelt Jezus ons eigenlijk dezelfde vraag. Maar bij Hem gaat het niet over boodschappen, maar over wetten, over plichten, over wat we moeten en niet mogen. Waarschijnlijk hebben we dan toch liever ietsjes minder in plaats van ietsjes meer.
En ofschoon van Jezus de indruk bestaat dat Hij het niet altijd even nauw neemt met de Wet of er zich zelfs tegen afzet, is die indruk niet juist. Hier in dit evangelie maakt Jezus overduidelijk dat voor Hem de Tora het uitgangspunt is en blijft. Er zal wat Hem betreft geen haaltje of jota van vergaan. ‘Ik ben niet gekomen om op te heffen, maar om de vervulling te brengen’, zegt Jezus. En juist wat die vervulling betreft was het in de tijd van Jezus heel gebruikelijk dat rabbi’s met elkaar discussieerden over de juiste interpretatie van de Wet en de gevolgen daarvan voor het leven van alledag. En in die discussie mengt Jezus zich. Hij wil de Tora niet veranderen of afschaffen, maar de Wet juist in al zijn kracht voor zijn leerlingen laten gelden. En dan is het heel opmerkelijk dat Jezus zelfs verder gaat, radicaler is dan zijn opponenten, want, zegt Hij ‘onze gerechtigheid moet die van de Schriftgeleerden en Farizeeën verre overtreffen’. Hij gooit er dus nog een schepje bovenop!
Een voorbeeld waarin Jezus duidelijk verder gaat en meer van ons, zijn leerlingen, vraagt is het gebod ‘Gij zult niet doden’. ‘Wie doodt is strafbaar’, dat lijkt nogal duidelijk. Maar Jezus gaat zo gezegd verder, want zelfs degene die boos is op een ander, zijn naaste, overtreedt Gods wet al en wie een ander uitscheldt is eigenlijk al bezig een ander te doden. Het moorden begint in de ogen van Jezus dus al veel eerder: op het moment dat je boos wordt en boos blijft op een ander, hem of haar kwaad toewenst, in woord of daad. Voor Jezus begint doodslag dus lang voordat er ook maar een hand naar een ander wordt uitgestoken. Het begint in het hart, in je gedachten waar je maar niet mee kunt stoppen. Het begint daar waar de ander als minder, als waardeloos, als slechter, als niet-mens wordt afgeschreven.
En in het ergste geval leidt dit tot moord, tot discriminatie, tot onderdrukking, tot racisme of uitbuiting en uitsluiting. We zien het overal gebeuren op onze wereld. Tussen individuen maar ook in het groot. Ver weg in een ander land, maar ook hier, heel dichtbij, wanneer een bekend politicus twitterend controlerende NS-conducteurs wegzet als lastigvallende Marokkanen of wanneer er grappen worden gemaakt over Chinezen in verband met het coronavirus. En misschien maken wij ons er ook wel schuldig aan. Als we neerkijken op een ander, als we mensen buitensluiten, kwetsende woorden gebruiken of zelfs beledigingen uiten, of een ander consequent doodzwijgen.
In mijn jeugd zei men altijd: ‘Schelden doet geen pijn’. Nou, daar klopt natuurlijk helemaal niets van. Schelden doet wel degelijk pijn. Er zijn maar weinig woorden voor nodig om een ander te kwetsen of te beledigen. Woorden als ‘Daar heb je haar weer!’ of ‘Ach, jij ook altijd’. Woorden van die strekking tonen minachting en de kwaadaardigheid daarvan kunnen dodelijk zijn en leiden soms tot zelfdoding. Ze zijn dodelijk. ‘Moord’, zegt Jezus dan ook! Zo staan wij elkaar in het gewone leven, in de gewone omgang van alledag naar het leven. En zo begint het doden, als wij elkaar tot mindere mensen maken, tot mensen die er niet toe doen, die verdacht zijn, die niet meetellen, waar we op neerkijken en die we weg willen hebben.
Je zou kunnen redeneren dat Jezus hiermee wel erg radicaal is. Maar ook te radicaal? Nee, zegt Hij zelf, want zo moeten wij Gods wet verstaan! Voorbij het gewone, gebruikelijke. Mag het ietsjes meer zijn? En neem hierin je eigen verantwoordelijkheid. De eerste lezing wijst ons zonneklaar op onze eigen verantwoordelijkheid. Het is aan ons hoe wij leven. Als we willen kunnen wij de geboden onderhouden en leven naar Gods wet. Aan ons de keuze: vuur of water, de weg van het leven of de weg van de dood? God laat ons hierin vrij. Wij worden niet gedwongen tot de keuze van Gods weg. En alles wat een mens doet is het resultaat van zijn eigen keuze.
Meer dan het gewone menselijk vraagt Jezus dus van zijn leerlingen, dus ook van ons. Want dat is pas gerechtigheid, alleen de letter van de Wet volgen is niet voldoende. Het is daarnaast van belang te leven volgens Gods bedoelingen en dat betekent dus verder gaan dan wij gewoon vinden, want onze gerechtigheid zou groter moeten zijn dan die van de wereld. Ziet eens hoezeer zij elkaar liefhebben! Dus, mag het alsjeblieft een beetje meer zijn?
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging 7e Zondag door het jaar
23 februari 2020
Schriftlezingen: Lev. 19,1-2.17-18 en Mt. 5,38-38(A)
Wie bewust het Onze Vader bidt, weet hoe moeilijk de bede om vergeving is. U kent het wel: ‘Geef ons heden on dagelijks brood en vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven onze schuldenaren’. Dat betekent mensen vergeven voor wat zij jou aandoen. Niet altijd even gemakkelijk. En je vijanden beminnen gaat nog een stap verder. Hoe kan Jezus dat nou van ons vragen? Als je uit een oorlogsgebied komt en met vervolging te maken hebt gehad, maar ook als je altijd weer gepest wordt door iemand of genegeerd, dan voel je meteen de weerstand in je opkomen. Je vijanden beminnen. Die grote pestkop of die eeuwige dwarsligger vergeven. Het is de uiterste consequentie van barmhartig willen zijn. Verre van eenvoudig voor wie dit echt meemaakt. En we weten dat veel mensen hiermee te maken hebben. Maar toch is dit haalbaar zoals het hele evangelie van Jezus haalbaar is. Ieder van ons heeft een eigen gave, een eigen charisma gekregen om het evangelie in haar of zijn leven vorm te geven.
Paus Franciscus schrijft als commentaar bij deze evangelieperikoop: ‘Ik verwacht van christengelovigen dat ze niet tevreden zijn met een middelmatig, verwaterd of onsamenhangend bestaan’. Middelmaat is dus niet voldoende. Het moet voor de christen echt een onsje meer zijn, want het gaat over de toekomst van de mensheid en van heel de wereld, aldus paus Franciscus.
Er zijn altijd vele commentaren geschreven over de Bijbel en in het bijzonder over de Bergrede. Feike Boerma schreef ook zo’n commentaar met de titel ‘Meer dan het gewone’. Hij stelt dus ook dat het centrale thema in de Bergrede is: meer doen dan het gewone en alledaagse. Jezus draagt zijn toehoorders, ons dus, ertoe uit er een buitengewone leefstijl op na te houden. Een buitengewone leefstijl! Niet bepaald een makkelijke zaak of een vanzelfsprekendheid. Maar wel een term die ook goed past in het kader van de parochievernieuwing en de nieuwe evangelisatie die zo dringend noodzakelijk zijn. Jezus noemt ons licht en zout. Wees licht en zout! En vandaag gooit Hij er nog een schepje bovenop: wees volmaakt!
Velen van ons zullen terugschrikken van die woorden. Heel begrijpelijk. Volmaaktheid is niet niks. Maar volmaaktheid is in de Bijbel geen leeg woord. Er wordt overal inhoud aan gegeven. Bijvoorbeeld in de eerste lezing: wees heilig en wees niet haatdragend, wijs elkaar terecht maar neem geen wraak op een ander en koester geen wrok tegen hem. En bemin uw naaste als uzelf.
Er worden dus concrete leefregels aan verbonden. Koester geen wrok en bemin je naaste als jezelf. Het evangelie spreekt over: geen wraak nemen, over kleding geven, over een kilometer meer meegaan dan je van plan was, en over je vijanden beminnen en voor hen bidden en over alle mensen groeten en niet alleen je vrienden. Dat zijn allemaal concrete invullingen van de woorden ‘heiligheid’ en ‘volmaaktheid’. Jezus daagt ons daartoe uit. Paus Franciscus daagt ons daartoe in navolging van Jezus opnieuw uit om die weg te gaan.
Voor veel mensen is het carnavalsweekend nu volop bezig. Het weekend om even alles op zijn kop te zetten. Dat is mooi om te doen en mooi om naar te kijken. Maar aanstaande woensdag is het Aswoensdag en dan begint de veertigdagentijd. De tijd van voorbereiding op het Paasfeest. Vanaf woensdag kunnen wij ons veertig dagen bezinnen op de oproep van Jezus: wees heilig, wees volmaakt. Elke dag kunnen we ons oefenen in een van de concrete leefregels.
In de pauselijke exhortatie Gaudete et Exsulate roept paus Franciscus ons op die weg van heiliging te gaan. En dan elke dag jezelf afvragen: Ben ik ook van Christus? Antwoord geven op die ene vraag die de apostel Paulus ons stelt ‘Ben ik ook van Christus?’, is een mooie opdracht om in de veertigdagentijd aan te werken. Want wat is mijn antwoord hierop? Wat is ons antwoord hierop? Beantwoorden wij die vraag met ja en wat volgt er dan op dat ja. Hoe vullen wij dat ja in? Ik ben van Christus en dat kun je zien en merken aan dit en aan dat. En dat dit of dat is meer is dan het gewone en het gemiddelde.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging gezinsviering 7e zondag door het jaar
Gezinsviering 23 februari 2020
Wie van jullie heeft er wel eens ruzie met een ander kindje? En wat deed jij toen? Ging jij toen hard slaan of schoppen? Of deed je wat anders?
Het zijn allemaal geen makkelijke vragen!
En wat doe je als iemand met wie je al weken ruzie hebt plotseling van zijn fiets afvalt en jij rijdt er vlak achter, wat doe je dan? Rij je er in een grote boog omheen of stap je af om hem overeind te helpen en om 112 te bellen? Het zijn allemaal dingen die echt kunnen gebeuren, hoor!
Jezus zegt ons: als jullie mijn volgelingen willen zijn, dan moeten jullie meer doen dan het gemiddelde of dan het gewone! Het gemiddelde doet iedereen al en dat is slaapverwekkend gewoon, maar het buitengewone is apart en is spannend. En Jezus zegt dus eigenlijk: jullie moeten hele bijzondere mensen worden die heel erg moeten opvallen.
Hoe zou je kunnen opvallen volgens Jezus? Als iemand jou op je wang slaat, dan moet je ook op je andere wang laten slaan en als iemand iets van jou afpakt, dan moet je hem nog meer laten afpakken en als iemand van jou vraagt dit of dat voor jou te doen, dan moet je hem aanbieden meer voor hem te doen. Als je stuk voor stuk hierover nadenkt dan schrik je wel een beetje. Want hoe is dit in godsnaam mogelijk?
En als wij strakjes het Onze Vader bidden, dan bidden wij altijd ‘Geef ons heden ons dagelijks brood en vergeef ons onze schulden zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren’. Wij bidden dan dat wij alle mensen die ons iets verkeerds hebben aangedaan, mij hebben gepest of iets van mij hebben gestolen, dat wij dan al die mensen deze nare dingen vergeven!
Nou, ik kan je zeggen: dit is verre van eenvoudig! Want ik heb toch wel last van wat mij is aangedaan. Ik kan het nog niet vergeten. Ik ben er nog steeds boos en verdrietig om en dan zou ik dat allemaal moeten vergeten, terwijl ik er zoveel pijn van heb. Het is echt ingewikkeld!
Hoe zou Jezus dat nou hebben gedaan? Als we dat weten, dan lukt het ons misschien ook. Jullie weten hoe het met Jezus is afgelopen, hè.
Wie kan dat nog even zeggen?
En weten jullie wat Jezus toen aan het kruis zei? ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen’. En dat zei Jezus terwijl Hij verging van de pijn en terwijl Hij aan het sterven was. Toen bad Hij om vergeving voor zijn beulen. Hoe kon Hij dat ooit over zijn lippen krijgen? Hij kon dat over zijn lippen krijgen doordat Hij ontzettend van de mensen hield. Omdat Hij zo van de mensen hield kon Hij niet boos blijven. Door de liefde in zijn hart verdween de boosheid om het onrecht dat zij Hem hadden aangedaan.
En zo zou het ook met ons moeten zijn. Wij zouden vol moeten zijn van liefde voor onze medemens. Doordat ik van iemand hou en doordat ik van alle mensen hou, kan ik het opbrengen dat ik de nare dingen die mensen mij aandoen ook kan vergeten en vergeven. Dat kan ik niet omdat mijn verstand dat zegt, maar omdat mijn hart dat zegt. Bidden wij dus om meer liefde in ons midden. Om te beginnen hier in de kerk.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging tweede zondag van de veertigdagentijd
8 maart 2020
Schriftlezingen: Gen. 12,1-4a en Mt. 17,1-9)(A)
Momenteel is Noord-Italië een gebied waar je wordt afgeraden naartoe te gaan. Maar wie vaak in Italië komt en zijn prachtige landschappen en cultuur even in herinnering roept die weet hoe mooi het daar is. En dan denk je vrijwel automatisch aan die heerlijke avonden in de Toscaanse schemering. Heerlijk gegeten en samen genietend van rode wijn of limoncello. Op zulke momenten denkt vrijwel iedereen: konden we hier maar blijven. En wellicht hebt u op dat moment nog even naar de plaatselijke Funda gekeken en wat gegoogeld wat er daar te koop was. Maar ja, op een gegeven moment breekt de realiteit door. We zijn geworteld in de plekken waar we wonen, werken en samenleven. Baan, familie, vrienden en bezigheden roepen ons terug en zuchtend rijden we de snelweg richting de Brennerpas op, terug naar het regenachtige Nederland met een koffer en telefoon vol herinneringen.
Zo’n soort gevoel zullen de drie leerlingen gehad hebben toen ze op de berg Tabor waren. Daar maakten zij een nieuw soort ervaring mee die bedoeld was om hen te sterken in de navolging van Jezus tot het kruis in Jeruzalem. Zo lezen we aan het begin van deze veertigdagentijd. De Gedaanteverandering van de Heer. En de bedoeling is dezelfde als voor de leerlingen: de Kerk wil ons helpen om de weg met Jezus te gaan. Om die weg in de navolging van Jezus te kunnen gaan, om echt trouw te kunnen zijn, schenkt de Heer hun deze buitengewone topervaring. De traditie van de Kerk leert ons dat het licht dat Johannes, Jakobus en Petrus daar zagen het licht van de hemel was, het licht van de eeuwige glorie en liefde van God. De hemel ging heel even op een kiertje. Het werd een ervaring van liefde en geborgenheid die je altijd bij je wilt houden. Een moment van absolute eenheid met de bron van alles wat bestaat. Het was daarom helemaal niet zo vreemd dat Petrus daar bovenop de berg Tabor een klein tentenkampje wilde bouwen. Een dorpje waar je altijd onder de warme zon van Gods aanwezigheid mag zitten, in het gezelschap van Jezus, Mozes en Elia.
Maar dan breekt de realiteit door met de woorden van Jezus. Hij legt uit dat Hij niet naar de Taborberg gekomen is om daar te blijven. Hij neemt hen weer mee naar beneden en naar de rest van de wereld waar zijn en hun taak ligt.
We weten dat er uiteindelijk maar één van de drie leerlingen, Johannes, werkelijk tot het kruis met Jezus was. De andere twee waren al eerder afgehaakt. Later, veel later mochten zij alsnog hun trouw aan Jezus en zijn Kerk bewijzen door hun leven te geven. Petrus en Jakobus werden martelaren omwille van hun geloof in Jezus.
De Gedaanteverandering van Jezus is dus een sprankje van het licht dat met Pasen definitief door zal breken. Niet om ons er krampachtig aan vast te klampen maar om ons te sterken. Net als we van een vakantie uitgerust terugkeren om onze dagelijkse taken en verplichtingen weer op ons te nemen, zo mogen de leerlingen nu met nieuwe kracht samen met Jezus opgaan naar Jeruzalem. Daar wacht hen een moeilijke tijd en een zware beproeving.
Ons wacht in ons leven soms ook lijden en beproeving. En we weten allemaal dat lijden en pijn soms ook heel dichtbij zijn. Hoe houden wij dat dan vol? Wat geeft ons moed en troost? Om te beginnen de verhalen die wij deze veertigdagentijd lezen. Deze geven ons een voorbeeld, wijzen ons de weg. En door samen te komen, door te vieren ontvangen wij ook kracht om de navolging van Jezus in ons dagelijks leven te verwezenlijken. Want in feite is elke liturgische viering een soort ‘Taborervaring’. Want door naar die verhalen te luisteren beklimmen we als het ware de berg en mogen wij Jezus ontmoeten en aanschouwen. Als we zondags de eucharistie vieren dan is dat als een gedaanteverandering. Door het gezamenlijk gebed, het luisteren naar zijn Woord en natuurlijk door het ontvangen van de communie wordt iets van de hemel zichtbaar, komt de hemel naar ons toe en gaat de deur van de hemel op een kiertje. Zo mogen we iedere week bij de ‘gedaanteverandering’ van de H. Mis zijn – als brood en wijn omgevormd worden in het lichaam en bloed van Christus.
Aan ons schenkt de Heer de zondagse eucharistieviering om het vol te kunnen houden, om trouw te kunnen blijven ondanks moeilijkheden en lijden. De grote vraag is dan wat we ermee doen? Wordt het bijwonen van deze gedaanteverandering – en zelfs nog meer, want we mogen het lichaam van Jezus daadwerkelijk ontvangen en niet alleen zien – wordt dat vruchtbaar in ons leven? Helpt het ons om trouwe leerlingen te zijn? Helpt dat ons om het geloof te bewaren en om het lijden te dragen, onze naaste te vergeven en dienstbaar te zijn ook al krijgen wij er niets voor terug? Soms zal het ons lukken, soms ook niet.
Het voorbeeld van Petrus en Jakobus is daarom een bemoediging: zij waren niet onder het kruis, maar zij hebben zich later wel bekeerd. En zo hebben wij ook de mogelijkheid om opnieuw op te staan, om de bevrijdende woorden van de verrezen Heer opnieuw te horen: ‘Vrede zij u’ en op onze schreden terug te keren, onze zonden te belijden en een nieuw begin te ontvangen. Wij vieren de eucharistie. Laten we dan de woorden van Jezus goed vasthouden – ‘Luistert naar Hem!, zegt de stem ons – en laten we kracht ontvangen door het voedsel van de H. Communie, om deze hele week, deze hele veertigdagentijd dichtbij Jezus te blijven. Net als Johannes en Maria.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging derde zondag van de veertigdagentijd
15 maart 2020
Schriftlezingen: Ex. 17,3-7 en Joh. 4,5-42(A)
Het is een verwarrende tijd. Angstig ook. Wie weet precies wat wijs is. Geleerden en deskundigen spreken elkaar hardop tegen. Is een volledige lockdown nu het beste of kunnen we het redden met bijvoorbeeld het openhouden van de scholen en het zoveel mogelijk draaiend houden van de economie? Duivelse dilemma’s. Ervaringsdeskundigen zeggen: iedereen moet binnen blijven, niemand mag meer naar buiten! Anderen zeggen: het virus wordt vooral door volwassenen doorgegeven en het is geen ‘bekend’ griepvirus! Op het moment dat ik deze woorden opschrijf is de regering nog aan het beraadslagen wat er moet gebeuren. Hoe dan ook blijft het het beste om zoveel mogelijk contact te vermijden.
Paus Franciscus vierde vandaag de H. Eucharistie net als vele andere priesters wereldwijd alleen of met een heel klein groepje. Het was een triest gezicht. In zijn toespraak bedankte hij de priesters die zo creatief zijn in het nabij zijn aan de mensen. Priesters die op duizend manieren dicht bij het volk staan zodat het volk zich niet in de steek gelaten voelt. Ik voel mij daarin opgeroepen om waar ik kan ook de mensen nabij te zijn. Zo kreeg ik deze middag een appje met de vraag of ik via bijvoorbeeld onze bezoekersgroep wat mensen kan optrommelen die bereid zijn om bijvoorbeeld boodschappen te doen voor ouders of jongeren (die hoogstwaarschijnlijk vrij zijn de komende weken) oppaswerk te laten doen voor basisschoolkinderen. Het vergt coördinatie dat weet ik, maar is wellicht toch mogelijk.
Op deze derde zondag van de veertigdagentijd leest onze Kerk wereldwijd het prachtige verhaal van de vrouw bij de put (Joh. 4,5-42). Hierin lezen we over de dialoog van Jezus met de Samaritaanse vrouw bij de Bron van Jakob. ‘De focus van deze dialoog is water’, zei paus Franciscus. Water als essentieel element dat de dorst van het lichaam wegneemt en het leven in stand houdt. Maar water is ook het symbool van de goddelijke genade die het eeuwig leven geeft. En die uitgestoten, er niet bijhorende Samaritaanse vrouw ontdekte dat Jezus haar eeuwig leven kan geven en water dat haar dorst naar liefde en eeuwig leven voor altijd kan lessen. En zo krijgen ook wij op deze derde zondag van de veertigdagentijd de uitnodiging om het bij Jezus te zoeken en niet bij zoveel andere dingen die in onze ogen zo belangrijk lijken.
Want als er een ding is wat deze pandemie ons leert is het wel de omstandigheid dat wij worden uitgenodigd om de waarde van de gemeenschap te herontdekken en te verdiepen. Een waarde die alle leden van de Kerk verenigt. Verenigd met Christus zijn wij nooit alleen, maar vormen wij één Lichaam waarvan Hij het Hoofd is. Het is een vereniging die gevoed wordt door het gebed en ook door de geestelijke communie in de Eucharistie, omdat zovelen nu niet in staat zijn om het H. Sacrament ook te ontvangen. Maar het is ook een vereniging die gevoed wordt door naastenliefde en hulp. Er zijn tal van mensen die echt aan huis zijn gekluisterd. Bij deze doe ik een oproep aan Almeerders om je aan te melden als hulp voor het doen van boodschappen of het ophalen van medicijnen of misschien zijn er jongeren die bereid zijn om wat oppaswerk te verrichten. Maar het kan ook zijn dat je juist nu iemand zoekt die voor jou boodschappen wilt doen of die een paar uur op je kinderen kan passen. Laten we proberen deze twee dingen, deze vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Meld je aan via info@maatjesalmere.nl
En tenslotte een hartelijk woord van dank voor alle hulpverleners die zieken nabij zijn, professioneel of vrijwillig. Moge de Heer u zegen, moge Onze Lieve Vrouw u bijstand verlenen.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging vijfde zondag van de veertigdagentijd
28 maart 2020
Schriftlezingen:(Ez. 37,12-14,; ps. 130,1-8; Rom. 8,8-11 en Joh. 11,1-45)(A)
Ik denk dat vele mensen gisterenavond of anders op een later tijdstip de bijzondere uitzending vanuit een leeg Sint Pietersplein hebben bekeken. En ik moet meteen bekennen: het heeft mij diep geraakt. Hier stond echt een geestelijk leider die het angstige volk troost en moed gaf. Ik ben dan ook zo vrij om datgene wat mij zo bijzonder in zijn preek aansprak nu te gebruiken om uitleg te geven bij het evangelie van deze vijfde zondag van de veertigdagentijd. Want waar het de paus gisteren om ging en waar het nu vierentwintig uur later nog om gaat is dat wij ons kunnen vereenzelvigen met de bange leerlingen in het bootje te midden van een hevige storm. Onze straten en pleinen, cafés en bioscopen en theaters zijn leeg en onze kerken en kapellen zijn dicht. Een oorverdovende stilte en troosteloze leegte. Net als de leerlingen op het bootje zijn ook wij bang en verward. We zitten er opeens middenin en ervaren hoe kwetsbaar wij zijn, maar ook hoe zeer wij van elkaar afhankelijk zijn. We moeten allemaal roeien en elkaar troost bieden, zei de paus. We merken dat we niet ieder voor zich verder kunnen, maar alleen gezamenlijk.
En hoe opmerkelijk is dan de houding van Jezus. Gisteren lazen we dat Hij lag te slapen op het achtersteven. Vandaag lezen we dat hoewel Jezus erg van Marta, Maria en Lazarus hield, Hij geen echt haast lijkt te maken om zijn vriend te genezen. Hij lijkt rustig verder te gaan, vertrouwend op de Vader. En ondertussen komt zijn vriend Lazarus te overlijden.
Zoals de paus gisteren aangaf dat het de leerlingen waren die meenden dat Jezus niet meer van hen hield omdat zij dreigden te vergaan, zo zijn Marta, Maria en Lazarus in verwarring omtrent wat hun overkomt, vandaar de licht verwijtende toon in de vragen van Marta en Maria. Het waren alle drie verschillende types. Maria, die de Heer had gezalfd en zijn voeten met haar haren had afgedroogd. Zo vol liefde en aanhankelijkheid voor Hem en zo een en al oor voor wat Hij zei. En Marta, die zich altijd zo uitsloofde voor de Heer om het Hem naar de zin te maken. Ze rende zich de benen uit het lijf. Een echte doener. En juist daarin gaf zij blijk van haar geloof. En tenslotte Lazarus. We weten niet zoveel over hem. Het enige wat we hier van hem vernemen is, dat als Jezus hem roept, dat hij dan gehoorzaamt en komt, in het evangelie uit de dood terug naar het leven. Maar geen van allen had grip op de situatie. Ze zagen dat Lazarus met het uur achteruit ging en dat hij zou sterven. Niemand die er wat aan kon doen.
Net of je de artsen en verpleegkundigen in het programma Frontberichten hoort. Elke avond wordt dat programma om 22.10 uur op NPO2 uitgezonden. Zo indrukwekkend, maar helaas ook vaak zo machteloos hoe op het eerste gezicht redelijk fitte mensen in amper een paar uur tijd in compleet afhankelijke ernstig zieke patiënten veranderen. Wat het coronavirus met mensen doet. We zien het in al zijn verschrikkingen.
‘Waarom zijt ge zo bang? Hoe is het mogelijk dat ge nog geen geloof bezit?’, dat je geen vertrouwen meer bezit, dat waren de vragen die Jezus gisteren aan zijn bange leerlingen stelde. Hij hoefde deze vragen niet aan Marta en Maria te stellen. Want hij wist dat zij in Hem geloofden en van Hem hielden. ‘Heer, als Gij hier waart geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn. Maar zelfs nu weet ik dat wat Gij ook aan God vraagt, God het U zal geven’. Zoveel geloof, zoveel vertrouwen spreekt uit die woorden van Marta en Maria. En dat is ook wat paus Franciscus als een ware geestelijk vader en leider aan ons, zijn bange leerlingen voorhield, namelijk dat niemand meer begaan met ons mensen is dan Jezus. Zodra Hij wordt aangeroepen redt Hij het leven van zijn leerlingen. En Jezus toonde zijn ontroering en zijn liefde. ‘Zie eens hoe Hij van hem hield’ zeiden de Joden toen ze Jezus zagen wenen. En tot twee keer toe huiverde Jezus toen Hij het verdriet van Maria en het graf van Lazarus zag. Marta stribbelde nog een beetje tegen toen Jezus zei ‘Neemt de steen weg’, maar op het woord van Jezus kwam de gestorvene naar buiten, voeten en handen met zwachtels gebonden. En de storm ging liggen.
‘Waarom zijt ge zo bang? Hoe is het mogelijk dat ge nog geen geloof bezit?’. Het begin van geloof is weten dat je redding nodig hebt. Wij zijn niet zelfvoorzienend; in ons eentje verdrinken we: we hebben de Heer nodig, net zoals de schippers vroeger de sterren nodig hadden. Laten we Jezus dus uitnodigen in de bootjes van onze levens. Laten we Hem onze angsten geven, zodat Hij ze kan overwinnen. Net als zijn leerlingen, net als Marta, Maria en Lazarus, merken we dan dat we met Hem aan boord niet verdrinken. Hij brengt onze stormen tot rust, want met God sterft het leven nooit. Want door zijn kruis zijn wij gered, door zijn kruis zijn wij verlost en hebben wij hoop, worden wij omarmd zodat niets en niemand ons kan scheiden van zijn verlossende liefde. Vertrouwen wij ons dus toe aan de Heer, door tussenkomst van de heilige Maagd, heil des volks en Sterre der Zee en laat ons niet in de greep van de storm blijven en zeggen wij met Petrus; ‘Wij schuiven alle zorgen op U af, want U hebt zorg voor ons’.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging Witte Donderdag
9 april 2020 (Witte Donderdag)
Schriftlezingen: (Ex. 12,1-8.11-14; 1 Kor. 11,23-36 en Joh. 13,1-15)(A)
Deze Goede Week, die met Palmzondag begon, verloopt heel anders dan ons vertrouwd is. En ook Pasen zal dit jaar vreemd zijn. De intocht van Jezus in Jeruzalem op die eerste Palmzondag was heel feestelijk verlopen; er was veel volk bijeen en de leerlingen verheugden zich over het leven dat hun toelachte. De leerlingen hadden op Palmzondag nog geen idee van wat die dagen in Jeruzalem zou gebeuren. Zoals ook wij enkele weken geleden geen idee hadden van wat onze wereld te wachten stond. We mogen rustig stellen dat de lijdensweek van Jezus ongevraagd en eigenlijk ongewenst ook in ons eigen leven is binnengedrongen. Onze zekerheden hebben in één klap plaats gemaakt voor onzekerheid, waarbij ook angst een rol speelt.
Aan het begin van de veertigdagentijd hoorden wij traditiegetrouw het evangelie dat Jezus veertig dagen vastte in de woestijn. Wij hebben in deze veertigdagentijd – totaal onverwacht – gemerkt dat ook wij in een wereld zijn terechtgekomen die trekken vertoont van een woestijn. Onze opvattingen over onkwetsbaarheid en zelfbeschikking blijken ineens weg te vallen. De vrijheden die we verworven dachten te hebben en de mogelijkheden die we als rechten zagen, ze worden in korte tijd drastisch ingeperkt. We worden op ongekende wijze geconfronteerd met de kracht van de natuur die onze lichamelijke gezondheid bedreigt. Mensen die ons dier-baar zijn, die wij graag in ons midden hebben, moeten we op afstand houden: de fysieke menselijke nabijheid verschraalt. Nog veel schraler is de wereld van onze ouderen geworden; door de noodzakelijke beschermende maatregelen zullen zij zeker woestijnmomenten van eenzaamheid ervaren. En er is onzekerheid, omdat het voortbestaan van banen en bedrijven op de tocht staat.
Het leven lijkt tot stilstand te komen. Met alles wat wordt afgelast, met iedere bijeenkomst die niet doorgaat, met elke maatregel die wordt afgekondigd, wordt onze bloeiende wereld weer wat meer tot woestijn.
Positief is dat we ons ineens realiseren dat we op elkaar aangewezen zijn en we ons voor elkaar verantwoordelijk weten. Het besef van onze kwetsbaarheid opent onze ogen voor elkaar, omdat dat van levensbelang blijkt. Het doet goed om te ervaren dat op allerlei wijzen mensen zich geroepen weten om er voor elkaar te zijn: ex-zorgmedewerkers melden zich om te helpen de zorg voor de zieken aan te blijven kunnen; mensen blijken ineens burenhulp voor elkaar te kunnen opbrengen, en musici spelen op hun balkons de prachtigste muziek. Ook in onze parochie steken de mensen van de PCI samen met tal van andere vrijwilligers en maatjes de koppen bij elkaar om de medemens in nood te helpen.
Want wij zijn op elkaar aangewezen, zoals op Goede Vrijdag Johannes en Maria op elkaar aangewezen werden: “Zie daar uw zoon, zie daar uw moeder.” Onder het kruis ontdekken we dat Christus ons aan elkaar schenkt als moeder en zoon, als broeders en zusters; dat Hij ons aan elkaars zorg toevertrouwt. We zijn als mensen op elkaar aangewezen.
En dat doen wij in navolging van Jezus, Gods Zoon. Hoe Hij dat deed lazen we zojuist in het prachtige Johannesevangelie. Hoe Jezus een gebaar van diepe nederigheid deed, Hij deed slavenwerk. Werk dat niemand wil doen. Maar Hij deed het. Hij aanvaardde dat Hij slaaf werd om ons door zijn slavendood op het kruis te bevrijden. Een complete omkering van alles wat normaal en gangbaar was toen en nu. En dan nodigt Jezus zijn leerlingen uit om zijn voorbeeld na te volgen. In woord en daad.
Misschien dat de vele activiteiten op het gebied van hulp aan anderen daarom toch een positieve vrucht zal zijn van de pandemie en dat steeds meer mensen bereid zijn tot liefde tot het uiterste zoals Jezus dat was.
Amen.
©2020 Sandor Koppers
Overweging Hoogfeest van Pasen
12 april 2020
Schriftlezingen: Gen. 1,1-2,2; Gen. 22,1-18;Ex. 14,15-15,1 en Mt. 28,1-10)(A)
Alles is anders dan gewoonlijk. Sinds eind februari is Nederland, is Europa en is de wereld in de ban van het virus. De Goede Week was ook anders dan gewoonlijk. En net als deze viering hebben wij de vieringen van de afgelopen weken steeds gevierd zonder u, de parochianen van onze parochie, in deze lege kale kerk. In deze leegte. In deze situatie wordt het Pasen. Heel vroeg – het was nog donker – gaan de vrouwen naar het graf, om het lichaam van Jezus te verzorgen. Maar het graf is leeg. Ook Johannes en Petrus komen tot die ontdekking: Het lichaam van Christus is er niet. De leerlingen hebben op dat allereerste moment nog geen weet van de verrijzenis; ze kunnen alleen maar de leegte constateren. Jezus’ lichaam ontbreekt. Ook voor velen van u zal het een leegte, een gemis zijn dat u – uitgerekend met Pasen – de gave van Jezus’ Lichaam in de Eucharistie niet kunt ontvangen. Jezus’ Lichaam ontbreekt. Voor priesters is het evenzeer een offer: de gemeenschap van gelovigen, de kerkgemeenschap, ervaren we immers ook als Lichaam van Christus. Om Eucharistie vrijwel alléén te vieren, betekent een vergelijkbaar gemis. We constateren allen die leegte en vinden er moeilijk woorden voor.
Zo vinden wij ook geen woorden als we kijken naar de dagelijkse uitzendingen van het programma Frontberichten op NPO2. Zij geven ons een macaber beeld van de werkelijkheid: een werkelijkheid vol lijdenswegen van mensen. ‘Voor de kruisweg hoeven we de kerk helemaal niet in’, zei Leo Fijen in de Volkskrant van vrijdag. ‘We zien de veertien staties zich deze dagen als het ware voor onze ogen ontvouwen. We zijn er getuigen van dat mensen vallen, sterven, maar ook weer opstaan. De mensen staan langs de kruisweg van 2020. Pasen was nooit zo nabij’. En daar heeft hij helemaal gelijk in.
De coronacrisis zit als je het goed bekijkt vol verwijzingen naar Pasen, ze valt om te beginnen precies gelijk met de veertigdagentijd, de periode van vasten en bezinning. Wij zijn daar hier op Aswoensdag op 26 februari mee begonnen, met een stampvolle kerk. En toen kwam er vanaf 1 maart angst, onzekerheid en ontreddering die culmineerde in de eenzame kruisdood van Jezus op Goede Vrijdag. ‘Hoe het daarna verder moet met de ontredderde wereld en met Jezus’ boodschap van liefde? Niemand die het wist. Het werd doodstil. Stille Zaterdag. De leerlingen waren bang en in verwarring, precies zoals veel mensen dat ook tijdens de huidige coronacrisis zijn; op paasmorgen was het ook nog donker om hen heen, was hun geest nog niet verlicht. Pas als zij de Verrezen Christus zien, zal hun duidelijk worden dat door lijden en sterven heen Christus de weg naar het eeuwig leven heeft gebaand. Eeuwig leven voor ons allen. Volstrekt onverwacht volgde Pasen met een boodschap van hoop. De dood heeft niet het laatste woord. Na de crisis is er toch nieuw perspectief, is er nieuwe hoop. De leerlingen van Jezus gaan uiteindelijk, na het grote verdriet om zijn verscheiden, gesterkt door Pasen verder in zijn voetspoor.
Ze gingen door. Anders dan daarvoor. En zo zullen wij ook anders door moeten gaan. Leo Fijen hoopt dat corona de mens ‘milder, bescheidener en liefdevoller’ zal maken. En dat denkt hij aan de parabel van de boomlange kluizenaar en de lage deuropening: steeds als hij naar buiten ging, moest hij diep buigen. Een oefening in nederigheid die hem ervan weerhield de deuropening aan zijn lengte aan te passen. Er zal ongetwijfeld ook meer besef van kwetsbaarheid in ons mensen ontstaan. Meer besef dat een mensenleven niet in geld is uit te drukken. En hopelijk ook solidariteit tussen generaties. Maar hoe dan ook is de veertigdagentijd van de sociale onthouding helaas nog niet ten einde. Hopelijk met Pinksteren. Dan zullen Pasen en Pinksteren op één dag vallen. En zullen we denk ik terug denken aan deze quarantaine als niet alleen een periode van economische rampspoed en eenzaamheid en misère, maar ook als een tijd waarin de verbeelding de ruimte kreeg, en waarin wij dichter tot elkaar kwamen.
Het is een goede gewoonte dat we op Palmzondag een takje achter het kruis steken: een jong, fris palmtakje, teken van ons geloof dat het kruis dat op ons pad komt niet het laatste woord heeft; dat het laatste woord Leven is, eeuwig leven. Ondanks alle onzekerheid en verdriet die ons overkomen, mogen we aan dat Woord vasthouden. Christus, het Woord dat leven geeft, leven in overvloed, is en blijft onze zekerheid. In die geest wens ik u, ook en juist in deze dagen, een Zalig Pasen.
Amen.
© 2019 Sandor Koppers
Overweging tweede zondag van Pasen
19 april 2020
Schriftlezingen: (Hand. 2,42-47; Petr. 1,3-9 en Joh. 20,19-31)(A)
Het kerkelijk- en parochieleven staan zeer onder druk. Sinds de intelligente lockdown zijn samenkomsten in kerken en andere religieuze plaatsen niet meer toegestaan. Heel begrijpelijk op zich. Maar het gevaar is niet ondenkbeeldig dat de samenhang in onze samenleving, ons verenigingsleven en in onze parochies na verloop van tijd wegvalt. Uit het oog is uit het hart! Wij stellen dan ook alles wat wij kunnen in het werk om dat gevaar te bezweren. Vandaar deze gestreamde vieringen en vandaar ook de voorzichtige openstelling van ons kerkgebouw morgenochtend, en in principe voorlopig elke zondag, van 11 tot 13 uur, zodat u als u wilt even een kaarsje kunt opsteken. Alles natuurlijk wel onder de inmiddels bekende strenge voorschriften van veiligheid en hygiëne.
Toeval of niet, maar vandaag las ik een redactioneel artikel met diezelfde strekking. Wat zijn de grenzen van de lockdown? En hoe lang kan een samenleving het volledig platleggen van diezelfde samenleving accepteren? Het zijn moeilijke afwegingen. Afwegingen die vooral door anderen gemaakt moeten worden, maar waar wij wel allemaal mee te maken hebben.
Al met al blijft het dus voorlopig onzeker. En onzekerheid en angst, daar hebben wij een hekel aan. Twijfel, pessimisme, ongeloof. Je kunt er geen kerk of maatschappij op bouwen. En daarom dat wij naar mijn mening in een cruciale fase zitten aangaande de toekomst van de kerk en parochie. Essentieel blijft het kunnen ontmoeten. Het kunnen ontmoeten van elkaar én van Christus. Daarvoor moet je wel trouw blijven. Trouw aan elkaar, aan de gemeenschap en aan bijvoorbeeld de leer van de eeuwen, de traditie, de manier waarop geloof en kerk de eeuwen door is beleefd en verwoord door paus en bisschoppen. En heel belangrijk, en nu node gemist, is het trouw blijven aan het ‘breken van het brood’, aan de viering van de eucharistie, want juist daarin laat Jezus zich ontmoeten en wil Hij ons sterkte en kracht geven en daartussendoor het proberen te blijven bidden, alle dagen. Zonder deze voorwaarden zal de kerk verdampen, zal het geloof verdampen en op den duur verdwijnen. Laten we daarom hopen en bidden dat er ooit een einde komt aan deze situatie.
Twijfel over hoe het moet en over hoe het zit, is toegestaan. En we zagen zojuist zo’n aartstwijfelaar Thomas. En de weg die hij aflegde van ongeloof en twijfel naar de sterkste geloofsbelijdenis die in het Johannesevangelie te vinden is. Populair en in wezen denigrerend wordt hij altijd ‘de ongelovige Thomas’ genoemd, maar zijn eis om de tekenen van de wonden van Jezus te zien heeft ook een positieve betekenis: hij ging niet voor de oppervlakkige sensatie, een ‘gemakkelijk’ verrijzenisgeloof in de categorie van een hedendaagse Houdini-act of van het begrijpen van een act van Victor Mids in het programma Mindfuck. Nee, uiteindelijk zag Thomas naast de uiterlijke tekenen van de kruiswonden in de verrezen Jezus, in zijn handen, voeten en zij, vooral de verrezen Jezus met de ogen van zijn geloof. Zoals wij Hem ook alleen maar kunnen aanschouwen, beleven en aanbidden met de ogen van het geloof. Meer hebben wij niet. En hoe het met Petrus en Thomas is afgelopen? Die onzekere, klungelige en stuntelende Petrus die ook nog vaak de verkeerde dingen op de verkeerde plaatsen zei, die maakte Jezus tot leider van de kerkgemeenschap. En Thomas, die het ook allemaal niet zo zeker wist, zou later een van de leiders van de jongen christenkerk worden. En zo ging het wel vaker. God is duidelijk een God van de herkansing en Hij is ook al blij als de twijfelaars met de hakken over de sloot over gaan. Als zij maar overgaan.
Wij zitten voorlopig nog wel even vast aan onzekerheid en angst en twijfel en onduidelijkheid. Heel begrijpelijk. Maar proberen we elkaar ondertussen wel vooral in de gaten te houden. Meld u daarom aan voor de nieuwsbrief bij onze website. Dan blijft u goed op de hoogte van belangrijk nieuws. Maar misschien is het ook handig om meer met whatsapp te werken. Ik wil daar de komende week een start mee maken door om te beginnen aan de contactpersonen van werkgroepen berichtjes te sturen met de vraag om die door te sturen naar de werkgroepsleden. U kent het ongetwijfeld: pijlsnel kun je dan berichten met elkaar delen en contact houden. Maar de parochiaan die niet in een werkgroep zit of die niet zo actief is, hoort erbij! Via Whatsapp kunnen we hem of haar misschien ook makkelijker bereiken.
We blijven eraan werken!
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging derde zondag van Pasen
26 april 2020
Schriftlezingen: (Hand. 2,14.22-32;1 Petr. 1,17-21 en Lc. 24,13-35)(A)
Er waren deze week weer tal van mensen teleurgesteld door de toespraak van premier Rutte. De caféhouders en restauranteigenaren hadden meer perspectief verwacht net als de kappers en de schouwburgdirecteuren, maar ook de dominees en pastoors hadden wel meer openingen willen zien. De talkshows op de televisie hadden er in ieder geval weer genoeg gespreksstof aan. En telkens weer was de mantra: heb geduld mensen! Hou vol! We zijn op de goede weg. We zien een daling in de cijfers. Maar het virus is nog niet uitgewoed. We moeten nu nog even de kiezen op elkaar houden. Er is helaas nog geen medicijn ter genezing of ter voorkoming van covid-19. Iemand zei van de week: met mijn hoofd begrijp ik het, maar met mijn hart heb ik er moeite mee. De man was duidelijk teleurgesteld. En hij niet alleen.
De leerlingen van Emmaüs waren ook teleurgesteld. Natuurlijk niet door wat er nu aan de hand is, maar door wat er in hun dagen allemaal gebeurd was op Goede Vrijdag. Dat had zo’n desastreuse indruk op hen gemaakt dat zij niets anders konden opbrengen dan maar wegvluchten voor de hele situatie. Weg. Het hoofd onder de lakens. Wegkruipen tot niemand je meer kan zien. En kom dan niet aan met het verhaal dat de dood van hun vriend niet het einde is. Of het verhaal van die vrouwen en van de andere leerlingen. Maar toch is dat wat er gebeurt in het evangelie van vandaag: de twee leerlingen gaan lopende weg, pratend met die vreemdeling begrijpen wat Pasen is! Beetje bij beetje dringt het tot hen door. Die ochtend waren er vrouwen naar het graf gegaan en zij hadden ontdekt dat het graf leeg was, maar tevens hoorden zij dat Jezus tot leven was gewekt. Een onbegrijpelijk, haast aanstootgevend verhaal. Teleurgesteld en moe verlieten ze Jeruzalem waar het zich allemaal had afgespeeld. Compleet gedesillusioneerd. Hun hoop de bodem ingeslagen door het gebeuren op Goede Vrijdag. ‘En wij hadden nog zo gehoopt dat Hij het was die Israël zou verlossen, maar inmiddels is het al de derde dag sinds dat gebeurd was’. En dat was allemaal op een fiasco uitgelopen.
En dan loopt er plotseling een vreemdeling met hen op en raakt met hen in gesprek over de gebeurtenissen. Wij horen en geloven reeds dat het Jezus is, maar de twee kunnen dat nog niet zien. Waarom niet? Ziet de verrezen Jezus er nu dan zo anders uit? Of zijn ze nog steeds zo overmand door die teleurstelling, verdriet en blinde woede en schaamte dat ze Hem niet zien? De verrezen Christus is dezelfde als de gekruisigde, maar tegelijk is Hij van een andere dimensie dan zijn aardse verschijning. Maar zie eens hoe liefdevol en tactvol Jezus met die twee arme stumperds omgaat. Hij leest hun niet de les, neen, Hij luistert naar wat hen bezighoudt. Hij ziet dat ze terneergeslagen zijn en Hij wil hen nabij zijn. Hoe? Door er gewoon te zijn en echt te luisteren naar wat hun bezig houdt, luisteren naar hun schaamte en verdriet en teleurstelling. Zo toont Jezus zich de ware herder!
En pas nadat zij hun verdriet geuit hadden, hun hart gelucht, vertelde Jezus zijn verhaal. Hij legt er zijn kijk naast en probeert hun vanuit de Schriften te vertellen dat de Messias door het lijden heen moest gaan. Al lopend geeft Hij hen catechese en probeert Hij hun te laten zien dat zijn weg niet dood is gelopen op het kruis, maar een doorgang naar een leven bij God is. De twee hebben dan nog steeds niet in de gaten dat het Jezus is die met hen spreekt. Hoe dan ook doet het gesprek hen zo goed dat ze de onbekende vreemdeling uitnodigen voor de maaltijd, zoals wij dat in zo’n geval ook zo graag doen. Jezus dringt zich niet op, maar laat zich uitnodigen. Een hint naar de wijze waarop Hij nu ook onder ons wil zijn: niet dwingend maar uitnodigend.
Het kwartje valt pas als Jezus brood breekt en deelt. Het gebroken brood is de afbeelding van Jezus. We vieren in iedere eucharistieviering dat Hij aanwezig is in het teken van het gebroken brood. We horen dan altijd ‘Lichaam van Christus’ bij het ontvangen van de hostie. Hijzelf is het. Anders. Dat wel. En terugkijkend ontdekten de leerlingen van Emmaüs pas hoe intens het gesprek met de vreemdeling onderweg was. ‘Brandde ons hart niet?’. Het was inderdaad hartverwarmend die ontmoeting met Jezus, de verrezene.
Het valt waarschijnlijk niet mee om in deze tijd van geestelijke communie en dus van onthouding van de communie, de eucharistie te beleven als een echte ontmoeting met Christus. Want hoe kan dat als ik de H. Hostie niet kan ontvangen? Weet dan dat Jezus ook met ons meeloopt op onze levensweg wanneer wij de Schrift lezen en Hem aanbidden en Hem navolgen in woord en daad. Hij kent ons, we mogen met alles wat we meedragen aan vreugde en verdriet, aan dankbaarheid en zorgen bij Hem komen. En ontdekken dat Hij ons wil ontmoeten, ook in deze eindeloos lege woestijn. Want in deze barre tijd zijn er toch her en der oases. Hopelijk voelt u de aanwezigheid van zo’n oase nu, als u naar deze viering kijkt, maar ook straks en morgen in uw persoonlijk gebed en in uw dagelijks leven. Maar ook als een vreemdeling uw pad kruist. Wie weet gaat in die vreemdeling Jezus schuil? En wanneer je dan probeert te luisteren naar zijn zorgen en met hem meeloopt, ja, wie weet geeft of ontvangt u dan hoop en bemoediging en steun. En ontstaat er zomaar een hartverwarmende ontmoeting.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging zesde zondag van Pasen
Schriftlezingen: Hand. 8,5-8.14-17; 1 Petrus 3,15-18 en Joh. 14,15-21(A)
In het evangelie horen we Jezus praten over de Vader, over zichzelf en over de heilige Geest. Het lijkt haast wel of we vandaag al het feest van de Drie-eenheid aan het vieren zijn. Maar dat duurt nog even tot na Pinksteren. Maar toch staat de heilige Geest helemaal centraal. En dat is ook heel belangrijk. Ook in de eerste lezing komt die ter sprake: de mensen in de stad Samaria hadden het geloof in de Drie-Ene God aangenomen. En op gezag van de rest Petrus en Johannes daar naartoe gestuurd om een gebed over het uit te spreken, opdat zij de heilige Geest zouden ontvangen!
En het was nodig dat die Geest zou komen, want Jezus zelf was niet meer in hun midden. De heilige Geest is nodig, ook nu nog, om de zaak van Christus voort te kunnen zetten; het is zijn Geest. In die Geest zal zijn gemeenschap van gelovige mensen, de Kerk, voortgaan met het werk waarmee Jezus begonnen was. Die Geest leert ons hoe Jezus is, wat Hij zou doen. En wat we nu moeten doen.
Onze kerken zijn leeg in deze coronacrisis. En dat staat zelfs symbool voor de leegte in de kerk in het algemeen, stelt de bekende Tsjechische priester Thomas Halik. Wij, christenen zouden deze tijd daarom moeten aangrijpen voor een radicale verandering van kerk en christendom, betoogt hij. Een snelle terugkeer naar het normale ziet Halik niet gebeuren. Na deze mondiale ervaring zal de wereld niet meer hetzelfde zijn als voorheen. En dat zou ook niet zo moeten, volgens Halik.
We staan hoe dan ook voor een grote uitdaging. Paus Franciscus vindt dat de kerk een veldhospitaal moet zijn. Dus niet geïsoleerd van de wereld, maar buiten zijn grenzen moeten treden. De Kerk zou dus voorop moeten lopen om hulp te bieden aan mensen die getroffen zijn op wat voor manier dan ook. Dus zelf zorg aanbieden, zoals de Kerk dat vanaf haar begin gedaan heeft. Maar om een goed veldhospitaal te zijn moet de Kerk ook andere taken vervullen. Ze moet kunnen wijzen op ‘de tekenen van de tijd’, ze zou moeten helpen om de mensen immuun te maken voor angst, haat , populisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en nationalisme en ze zou de mensen moeten helpen trauma’s te verwerken door middel van vergeving en verzoening. En zo zijn er de afgelopen maanden wereldwijd overal kerken, synagogen en moskeeën en tempels gesloten. Halik ziet in al die lege en gesloten kerken een teken én een uitdaging van God. Maar om de taal van God te kunnen begrijpen is de kunst van de onderscheiding der geesten noodzakelijk. Wat komt van God en wat niet? En is er misschien een einde gekomen aan een bepaald hoofdstuk van het christendom en is het tijd om ons voor te bereiden op een nieuw hoofdstuk? In het kader van de parochievernieuwing heb ik al vaker opgeroepen dat onze missionaire beweging begint bij het zelf weer leerling van Jezus willen worden en daarna pas de wereld te bekeren. Veranderen van een statisch christen zijn in een dynamisch christen worden. In het verleden zijn er tal van bewegingen geweest die een nieuwe impuls aan de Kerk en het christendom gaven. De opleving van de mystiek heeft de weg vrij gemaakt voor de reformatie, zowel de protestantse reformatie als de katholieke reformatie van de jezuïeten en de Spaanse mystici Johannes van het Kruis en Theresia van Avila. Contemplatie en onthouding van kerkelijke vieringen hebben in het verleden vaak juist als een stimulans gewerkt om tot stilstand te komen en tot reflectie te komen. Dus om te komen tot een wending naar het hart van het evangelie, de diepte in. En dat is dus iets wat we hoe dan ook moeten gaan doen. Met Pasen hoorden we: ‘Hij is niet hier. Hij is opgestaan. Hij is voor jullie uit gegaan naar Galilea’. Onze vraag zou dus nu moeten zijn: waar bevindt zich het hedendaagse Galilea, waar we de levende Christus kunnen ontmoeten? Aan het begin van de kerkgeschiedenis maakte de vroege Kerk van joden en heidenen de vernietiging van de tempel mee. De joden vonden daarop een creatief antwoord: het altaar van de verwoeste tempel vervingen zij door de tafel van het joodse gezin, het offergebruik vervingen ze door het persoonlijk en gemeenschappelijk gebed. Brand- en bloedoffers vervingen zij door de offers van de lippen. Rond diezelfde tijd zocht ook het vroege christendom dat was verbannen uit de synagoge zijn nieuwe identiteit. Op de ruïnes van de traditie leerden de joden en de christenen de oudtestamentische wet en profeten nieuw te lezen en uit te leggen. Bevinden wij ons niet in een soortgelijke situatie? En weten wij nu ook nieuwe wegen te vinden?
Zien wij deze moeilijke en nare tijd dus ook als een oproep om Christus opnieuw te zoeken. Laten we de levende niet onder de doden zoeken, in een terugkeer naar het vergane verleden. Laten we hem moedig en vasthoudend zoeken en niet in de war raken als Hij ons als een vreemde voorkomt. We zullen Hem herkennen aan zijn wonden, aan zijn stem, wanneer Hij tot ons spreekt, aan de Geest, die vrede brengt en angst verjaagt.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Kort woord Gezinsviering, Hoogfeest van Pinksteren
30 mei 2020
Schriftlezingen: (Hand. 2,1-11 en Joh. 20,19-23)(A)
Het is soms maar een dooie bedoeling thuis of op school of in de kerk. Geen bal aan. Saai en er wordt niet gepraat of gelachen. Je verveelt je dood. En je weet niet wat je moet doen.
Maar dan, dan gebeurt er zomaar wat. Er wordt gebeld en er komt leuke visite of de telefoon gaat en je vriendje vraagt of je bij hem komt spelen of jij belt of appt hem. Of mama of papa stellen plotseling iets heel leuks voor. Vul maar in: er kan zomaar van alles gebeuren en je wordt plotseling blij en vrolijk. Wat is dat nou? Hoe kan het nou dat alles zo plotseling heel anders lijkt? Eerst was er geen fluit aan en nu ben je dat helemaal vergeten en gaat het plotseling heel erg goed. Het lijkt wel een wonder!
Jullie hebben zojuist de mooie verhalen gehoord en gelezen die eigenlijk over hetzelfde gaan: eerst waren de leerlingen somber en stil en zaten ze in een hoekje en toen gebeurde er iets waardoor alles anders werd. Ze werden vrolijk en blij en ze kregen het er warm van. Ze werden ‘enthousiast’, begeesterd! Begeesterd met wat? Met de heilige Geest!
Nu vieren wij het Pinksterfeest en dat is het feest dat de leerlingen plotseling heel enthousiast werden. Ze werden vol van de heilige Geest en durfden plotseling over Hem te gaan vertellen. Ze kregen er rode wangetjes van.
Maar dan is de vraag ‘zijn jullie ook enthousiast over iets?’
Savio: Als er weer heel veel bloemetjes groeien. Dan wordt de wereld blijer.
Mauro: Van eten, dieren en dansen.
David: Als PSV kampioen wordt, als ik kampioen word met mij voetbalteam
Iris: Als ik bij iemand mag logeren
Jacqueline: Als ik gezellig met andere mensen ben
Tygo: buitenspelen
Tim: Mindcraft
Mariam: Ik word enthousiast van muziek luisteren en zingen die het verhaal vertellen over Christus, want zingen is ook twee keer bidden!
Amelia: Van mensen die elkaar proberen te helpen en niet elkaar vergeten
En wat doe je als je enthousiast bent? Blijf je dan chagrijnig op de bank zitten of op je bed liggen?
Savio: Dan ga ik huppelen en word ik blij.
Mauro: Dan ga ik dansen!
David: Springen, druk doen en stuiterballen.
Iris: alles vragen, veel praten, druk doen
Jacqueline: dan ben ik blij, dan lach ik. Maar ik kan ook rustig enthousiast zijn.
Tygo: druk doen, lachen
Tim: dan hoor en zie ik niemand om me heen, behalve degene met wie ik speel
Mariam: Wanneer ik enthousiast ben ga ik buiten wandelen in het groene gebied, ik kijk om me heen met stilte en ik luister naar de Heilige Geest die gevormd word als een wind. En ik dank God, hoe hij deze prachtige wereld heeft geschapen.
Amelia: Dan word ik blij en ben ik een beetje verbaast
Maar jullie zijn, als je tenminste wilt, ook leerlingen van Jezus. En als je echt een leerling van Hem bent en echt van Hem houdt dan wil je ook over Hem vertellen aan de mensen. Maar wat zou je dan durven vertellen?
Savio: Dat Jezus vroeger op aarde was. Jezus is de zoon van God. Dat Jezus dingen beter maakt.
Mauro: ALLES wat ik weet!
David: Jezus heeft gezegd dat je goed met mensen om moet gaan en ik zou ook vertellen dat Hij goed met iedereen leefde.
Iris: Dat Hij heeft gezegd dat Hij nog altijd aan ons denkt. Dat Hij onze koning is.
Jacqueline: Dat het een goed mens is geweest, maar ik weet er eigenlijk niet zo heel veel van. Ik durf wel te vertellen, maar ik weet niet precies wat.
Tygo: Dat Hij mensen beter maakte.
Tim: Dat Hij geboren is in een stal en dat Hij dood ging en daarna weer opstond.
Mariam: Ik zorg dat ik over Christus spreek zodat men er ook naar gaat vragen. Ik zou vertellen dat hij voor ons is opgestaan uit de dood en onze zondes heeft vergeven en dat hij je alleen maar heel veel liefde jouw wilt geven.
Amelia: Ik zou vertellen dat geen mens hem kan vervangen en dat hij voor ons zorgt.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging Hoogfeest Heilige Drie-eenheid 6 juni 2020
6 juni 2020
Schriftlezingen: Ex. 34,4b-6.8-9; 2. Kor. 13,11-13 en Joh. 3,16-18(A)
We hebben weer een bewogen week achter de rug. Een week die naast het inmiddels gebruikelijke coronanieuws vooral werd gedomineerd door de wereldwijde demonstraties tegen racisme en discriminatie. We hebben allemaal gezien hoe George Floyd door de knie van een witte politieman bijna negen minuten tegen de grond werd gedrukt en we hebben hem horen roepen ‘I can’t breath!’. Deze uitroep werd vervolgens de slogan van de wereldwijde protesten tegen racisme en politiegeweld en discriminatie. Ook hier in Nederland is er veel gedemonstreerd. Want wijzen naar de wantoestanden in een ander land betekent ook kijken naar de wantoestanden in eigen land, in eigen leven en in je eigen houding ten opzichte van een ander. Dat gesprek over etnisch profileren van de politie en de belastingdienst, over discriminatie op de arbeidsmarkt en over het niet kunnen vinden van stageplaatsen van allochtone jongeren moet gevoerd worden én opgelost! Maar ook over het racisme en de discriminatie in de sport. Borstklopperij over hoe goed en verdraagzaam wij wel niet zijn is niet terecht. We zijn als samenleving nog lang niet klaar met het bestrijden van racisme of antisemitisme. Dit is wel zeker het moment om daarover te praten en dat u en ik tot zelfreflectie komen om eventuele patronen in ons denken en handelen te herkennen.
Deze week postte ik op Facebook een mooie foto met daarop zes armen vlak naast elkaar van spierwit tot pikzwart en met de tekst ‘God created our skin tones with beautiful variety, but all of our souls are the same color’. En daar geloof ik echt in. En ik vind het mooi dat wij van buiten allemaal anders zijn maar van binnen allemaal hetzelfde zijn. En dat spoort mij ook aan tot bescheidenheid en liefde. Want liefde hebben we allemaal nodig.
Jezus vertelt Nicodemus dat God de mensen zo lief heeft, dat Hij hun zijn eniggeboren Zoon geeft, omdat Hij hen niet verloren wil laten gaan, maar eeuwig leven wil schenken. God geeft zijn Zoon uit liefde en wil de mens niet verloren laten gaan. Maar dat vraagt wel om vertrouwen, om vertrouwen dat Hij er is en dat Hij ons redt.
Het is als met het springen uit een brandend huis. Wie de brandweermannen niet vertrouwt, die zal de sprong niet wagen, die wacht te lang en zal dus niet gered worden. Wie Jezus niet vertrouwt, die gaat verloren. Geloven, vertrouwen op Jezus is het vangzeil om gered te worden uit het huis van de wereld dat tot stof en as terug zal keren, hoe dan ook.
Hoe moet je dat dan doen: in geloof springen? Als je erop vertrouwt dat Hij er is om je te redden, om je op te vangen, dan kun je meer ontspannen gaan leven, dan is er die gelovige zekerheid dat jouw naam geschreven staat in Gods hand. Wie Jezus gelooft op zijn Woord, die durft Hem ook de ruimte geven om zijn vangzeil uit te spreiden, die luistert naar zijn Woord, naar zijn aanmoedigingen het met Hem te wagen. En net als bij het doen van iets heel engs, tellen we tot drie voor we in het geloof springen. 1. In naam van de Vader, 2. De Zoon, 3. En de heilige Geest. Amen. Drie personen, één barmhartige, medelijdende God, groot in liefde en trouw; een liefde die uitgaat van de Vader naar de Zoon en via de Zoon naar ons allemaal, want zozeer heeft Hij ons liefgehad, en de heilige Geest bewaart ons in die liefde en houdt ons bijeen.
De God van liefde en vrede zal met u zijn, zegt Paulus, als wij vrede en eensgezindheid ook proberen te bewaren in ons midden. In onze samenleving, op onze scholen en in onze fabrieken en sportvelden en tribunes, maar ook in onze kerken en kapellen en sociale mediakanalen. Dat wij ervoor opkomen of opstaan als die vrede en saamhorigheid door haatzaaierij of discriminatie bedreigd wordt maar ook dat wij komen tot zelfreflectie en uit onze eigen bubbel durven stappen om zo onze wereld een beetje eerlijker en rechtvaardiger te maken. Waar het niet meer uitmaakt wat de kleur van je huid is of dat je een exotische achternaam hebt, neen, dan is er een wereld waarin een mens wordt beoordeeld op zijn gedrag en niet op een postcode. We willen toch allemaal hetzelfde: dat we gelukkig zijn.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging Hoogfeest Sacramentsdag
14 juni 2020
Schriftlezingen: Deut. 8,2-3.14b-16a; 1 Kor. 10,16-17 en Joh. 6,51-58(A)
Wij vieren dit weekend in Nederland Sacramentsdag: de dag waarop wij als geloofsgemeenschap onze aandacht in het bijzonder willen richten op wat ons zo dierbaar is en wat we in deze tijd van corona nu al zo’n tijd moeten missen. Het samen vieren van de heilige eucharistie. Op Witte Donderdag, de avond voordat Jezus door Judas zou worden verraden, heeft Jezus samen met zijn leerlingen het Laatste Avondmaal gevierd. Voor Hem en zijn vrienden een bekend ritueel van het Pesachmaal, maar nu door Jezus van een compleet nieuwe betekenis voorzien. Het Laatste Avondmaal zou daarna worden gezien, gevierd en geloofd als het vieren van het lijden, sterven en verrijzen van Gods Zoon. Het zou een schat worden die aan de Kerk werd toevertrouwd en die telkens weer het Paasmysterie present zou stellen. Niet over zou doen, maar present zou stellen. En al in de vroegste Kerk werden die eenvoudige materialen, brood en wijn, gezien en beleefd als het werkelijke Lichaam en Bloed van onze Heer Jezus. Super eenvoudige tekenen. Je zou kunnen zeggen dat zij staan voor ons leven: zoet en zuur, koude en warmte, leven en dood. En in al die momenten van ons leven wil God, wil Jezus, bij ons zijn. Met ons meetrekken, zoals God dat ook deed bij het joodse volk veertig jaren lang. Toen gaf Hij hen onderweg manna en water uit de rots, waardoor zij door konden gaan om verder te trekken.
En vlak voordat Jezus zijn kruisoffer zou brengen heeft Hij die oer eenvoudige tekenen van brood en wijn een nieuwe betekenis gegeven. Het brood zou geen voorwerp meer worden, maar het Lichaam van Christus. De wijn geen voorwerp meer worden, maar het Bloed van Christus. God zelf komt in ons midden in de gedaanten van brood en wijn. En naar dit Lichaam, dit Bloed, naar deze verborgen en toch tegelijkertijd aanwezige God richten wij sindsdien onze aanbidding. We staan met aandacht tijdens de eucharistieviering op wanneer de priester de consecratiewoorden uitspreekt. Het geluid van de altaarschel als de priester de sacramentele tekenen van brood en wijn omhoog heft, schudden ons wakker om ook werkelijk ons hart in aanbidding omhoog te heffen.
En dat doen we hier en in talloze andere kerken en kapellen. We plaatsen ons op dat moment dan ook in een juiste verhouding ten opzichte van God: wij zijn schepselen en we weten dat ons vermogen maar heel beperkt is. Het eerste en grootste wat we daarom kunnen doen is God aanbidden: onze kleinheid en tegelijkertijd zijn grootheid erkennen. En dat erkennen gebeurt eigenlijk zonder veel woorden, hooguit met wat liederen en wierook. Je moet het geen meditatie noemen of een gebed uit dankbaarheid. Het is de stille herkenning van onze totale afhankelijkheid van God. We worden ons bewust dat we niets zijn zonder God. Hij draagt ons elk moment van ons bestaan. En dat alles op zo’n ongelooflijk nederige manier waarop God naar ons toekomt. Super eenvoudig. Heel gewoon.
Wel wat anders dan de trotse beelden die meestal in de 19e eeuw op vele plaatsen in Europa en Noord- en Zuid-Amerika zijn opgericht. Ze werden vaak opgericht om de net ontstane naties, de landen met de namen zoals wij die nu nog kennen, een sterke identiteit te geven. ‘Kijk eens, dit is onze held! Hij hoort wij bij ons. Wij zijn zijn verre nazaten en daar zijn we trots op!’. Dat was min of meer vaak de achterliggende reden om die beelden op te richten. En dus werden ze uitgebeeld hoog te paard of zelfverzekerd wijzend naar een glorieuze toekomst die voor die natie in het verschiet lag. Toentertijd had men geen oog voor het bloed dat vaak aan hun handen kleefde. Want al de daden die zij hadden verricht, de resultaten die zij hadden bereikt, waren wel ten koste gegaan van ontelbaar onschuldig bloed en van de vrijheid van onnoembare hoeveelheden mensen. Het waren slavenhandelaren of wat we nu zouden zeggen oorlogsmisdadigers en schenders van mensenrechten. Het lijkt mij dus een heel goede zaak als we met elkaar eens kritisch kijken of deze beelden nu nog in onze samenleving thuishoren. En ik denk dat een volwassen natie uiteindelijk altijd in het reine kan komen met zijn geschiedenis. En dat zij dus ook niet bang hoeft te zijn als er af en toe eens een ‘held’ van zijn sokkel valt.
Wie nooit een heldenstatus ambieerde was Jezus. Hem beelden we eigenlijk vooral af als een lijdende mens aan een martelwerktuig. Ontdaan van elke menselijkheid en van elk triomfalisme hangt Hij boven onze deuren en in onze kerken. Hij, de lijdende dienaar die het slavenwerk deed en zijn leerlingen de voeten waste. Hij liet ons dat supereenvoudige teken van brood en wijn na als teken van zijn liefde tot het uiterste.
Wij worden vandaag in het bijzonder uitgenodigd ons voor Hem neer te knielen en te zeggen ‘Mijn Heer en mijn God’.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging 12e zondag door het jaar
20 juni 2020
Schriftlezingen: (Jer. 20,10-13; Rom. 5,12-15 en Mt. 10,26-33)(A)
Wees niet bang, vrees niet! Deze woorden van Jezus klinken heel dikwijls in de Bijbel, niet alleen uit de mond van Jezus, maar ook bijvoorbeeld uit de mond van de engel Gabriël bij zijn bezoek aan Maria en uit de mond van een legerschaar aan engelen bij de herders van Bethlehem. Het zijn daarom heel belangrijke woorden. Maar ook heel logisch als je daarvan schrikt. Plotseling staat een engelachtige figuur voor je of staat Jezus voor je in de afgesloten ruimte van de bovenzaal. De schrik slaat je om het lijf om zo’n vreeswekkende gebeurtenis. Vrees voor God in de vorm van eerbied is goed, want je hoeft niet bang te zijn. God is liefde en er is geen reden om dicht te klappen.
In het evangelie van vandaag wil Jezus zijn leerlingen daarom ook bemoedigen voor de taak die op hen wacht. Hij waarschuwt ze wel voor tegenwerking en vervolging, zelfs de marteldood sluit Hij niet uit. Maar anderzijds zegt Hij ook: ‘Weest niet bang voor de mensen’. Hoe bedoelt Hij dat nu Hij net daarvoor hen nog een mogelijke gruwelijke dood voor ogen hield? Hij geeft zelf het indirecte antwoord: Weest niet bang, lieve leerlingen, ze kunnen wel je lichaam doden, maar niet je ziel.
Ziel? Wij kennen het woord ziel uit een paar uitdrukkingen, zoals ‘met hart en ziel’ of ‘zielsveel van iemand houden’. Maar praten we onderling nog vaak over onze ziel? Ik denk het niet. Hooguit wordt het begrip ziel door sommige wetenschappers nog gereserveerd als bijproduct van allerlei chemische processen in onze hersenen. We zijn wie wij zijn door onze genen, door onze opvoeding, onze gezondheid, onze omgeving, door medicijnen of drug en daarmee is voor hen de kous af. Maar zien we dan de hele mens?
Eigenlijk wordt de ziel vaak pas achteraf ontdekt of gezien. Wanneer iemand net overleden is, dan is zijn lichaam nog hetzelfde, het is nog warm en soepel, maar omdat de ziel er niet meer is, is alles toch anders. Dus: de ziel valt het meeste op, als zij er niet meer is! In de ziel zit je eigenheid en je uniciteit, het is de zetel van je persoon, van je vrije wil, van je geweten en vooral van je vermogen om lief te hebben. En uiteindelijk verwijst de ziel door haar verlangens naar liefde ook naar haar oorsprong van de liefde: naar God zelf! De ziel heeft dus alles met God te maken. En daarom de eeuwenoude vraag waar de ziel is, als zij uit het lichaam is heengegaan?
Het antwoord van Jezus luidt: ‘Weest niet bevreesd: gij zijt meer waard dan een zwerm mussen. Ieder die Mij belijdt bij de mensen, zal Ik belijden bij mijn Vader die in de hemel is’. Onze ziel is van nature op God gericht, op het Goede, het Ware en het Schone. En het doel van ons leven is onze ziel voor te bereiden op de ontmoeting met God, door het goede te doen, het ware te zoeken en het schone lief te hebben.
Op weg naar dat levensdoel begeleidt Jezus ons dan ook met zijn voorbeeld, zijn inspiratie en zijn hulp en troost en kracht. Als we Hem centraal stellen in ons leven, kan vanzelf heel veel angst wegvallen. Als we beseffen dat heel veel zaken, waar we ons normaal gesproken altijd zo druk over maken, uiteindelijk in het licht van de eeuwigheid heel betrekkelijk zijn, dan kan dat heel wat zorgen en angsten wegnemen. Wij zijn veilig bij Hem. Hij heeft onze namen geschreven in de palm van zijn hand.
Gisteren heb ik een parochiaan het sacrament van de zieken bediend. Het was een mooi ritueel met de aanwezige kinderen. De zieke bad aandachtig mee. Door deze ziekenzalving kon zij het leven loslaten en stierf zij een paar uur later in alle rust en vrede. De kinderen waren vanzelfsprekend emotioneel nu hun lieve moedertje op sterven lag, maar ook bij hen ontstond er een rust en overgave dat hun moedertje veilig is in Gods hand.
Het gaat dan ook om het maken van de juiste keuzes in het leven om te vermijden wat schade brengt aan onze ziel, daartoe moeten we ons geweten, ons beste inzicht volgen. Dat kan wel eens moeilijk zijn, maar uiteindelijk vinden we daarin vrede en rust. Denk maar aan Petrus. Eerst verloochende hij Jezus uit angst voor de mensen, maar hij vond daarin geen vrede, alleen maar wroeging en spijt. Uiteindelijk vond hij die vrede pas door zijn leven aan Jezus toe te wijden. Ook wij kunnen vrede vinden als we Jezus in het centrum van onze ziel laten zijn.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
overweging 16 zondag door het jaar 2020
19 juli 2020
Schriftlezingen: Wijsh. 12,13.16-19; Rom. 8,26-27 en (A)
Geduld is een schone zaak. U kent het spreekwoord. Maar wat zouden we graag de verantwoordelijken van het verspreiden van het coronavirus willen pakken, ter verantwoording willen roepen en straffen. Het zullen volgens velen vast en zeker wel de Chinezen zijn. Anderen beweren bij hoog en laag dat het de Amerikanen zelf zijn die het virus hebben losgelaten. En dus geven zij elkaar de schuld en wordt kostbare tijd verloren bij de bestrijding van deze pandemie. Terwijl het daar op dit moment eigenlijk helemaal niet over moet gaan. We zullen ons als mensheid veel meer moeten richten op een oplossing. Met elkaar! Maar ja, dat kost tijd. Dat kan nog maanden of jaren duren. Geduld is daarom vaak moeilijk te realiseren. Want al te vaak gaat het ons niet snel genoeg en nemen we het heft liever in eigen hand, dan staan wij met ons oordeel klaar en verdelen wij de mensheid gelijk in goede en in slechte mensen.
Geduld en tot tien tellen is echter op de lange duur het beste. Het is terecht uit beschavingsoogpunt, het is terecht uit humanitair oogpunt en het is terecht uit Bijbels oogpunt. Dat leren de schriftlezingen van vandaag ons tenminste. Die spreken over het geduld en de mildheid van God. Over de ‘kans tot inkeer’ en over het onkruid dat samen met de tarwe mag opgroeien.
Mensen van alle tijden hebben God vaak voorgesteld als streng en straffend en wrekend. De auteur van het boek der wijsheid zag dat heel anders. God is bij hem mild en meevoelend, die met zachte hand zorg draagt voor allen en alles. Die geen onverbiddelijke, straffende God is, maar één die steeds kans tot inkeer biedt. En wij? Wij zouden volgens hem ook zo moeten zijn: vriendelijk en menslievend en geduldig als God zelf.
Jezus verwijst in de parabel van het onkruid tussen de tarwe eveneens naar die geduldige God en voegt daar aan toe dat oordelen in feite geen mensenwerk is. Want zolang wij hier op deze aarde zijn, schuilt er in ons de zaaier van het goede zaad, maar ook de man die in de nacht stiekem onkruid uitzaait op de akker van een ander, uit jaloezie omdat hij zo succesvol lijkt. En we lijken ook vaak op de knechten die overijverig het onkruid het liefst onmiddellijk en direct tussen de tarwe uit willen wieden en soms hebben we ook wel eens iets van de heer van de oogst die zegt: ho, ho, kalmpjes aan, voorzichtig met de schoffel, denk alsjeblieft aan mijn tarwe!
We kunnen ons als we eerlijk zijn met hun allemaal identificeren. Want goed en kwaad zijn allebei in onszelf aanwezig. Veel van wat wij met de beste bedoelingen doen, heeft ook een andere kant. Is datgene wat ik doe altijd onbaatzuchtig of ben ik heimelijk ook op zoek naar erkenning of bevestiging? Ben ik ook niet een ijdeltuit als ik eerlijk ben? Goed en kwaad zijn in onze wereld en in ons leven intens als een bord spaghetti met elkaar verbonden. Ze wisselen elkaar met de regelmaat van de klok af: goed en kwaad, succes en mislukking, vreugde en verdriet, ijdelheid en bescheidenheid. Het is nooit helemaal wit of nooit helemaal zwart, het is vooral ontzettend veel grijs. En daarom is geduld, is afstand en objectiviteit geboden.
Pleit dat ons vrij van verdere inspanningen om het kwaad te bestrijden? Nee, natuurlijk niet! Goed is goed en kwaad is kwaad. Het goede dient bevorderd te worden en het kwaad dient te worden tegengegaan. Verantwoording afleggen en vergelding. Dat geldt voor de daders achter het vermoorden van onschuldige mensen in het groot, maar dat geldt ook voor mij en u in het klein. Maar nooit compleet uitwieden of op de brandstapel gooien! Er bestaat namelijk ook nog zoiets als een nieuwe kans geven. Dat is niet laks of onverschillig zijn, maar man en paard durven noemen en toch ook geduld uitoefenen met elkaar en ‘wachten tot de oogst’. Groeikansen geven aan het zaad. Want het goed en het kwaad schuilt ook in ons en pas als we dat weten en mensen zijn geworden met een hart zal God ons tot volmaaktheid brengen. Tot dat moment wacht God, de Heer van de oogst.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging 17e zondag door het jaar 2020
25 juli 2020
Schriftlezingen: 1 Kon. 3,5.7-12; Rom. 8,28-30 en Mt. 12,44-52(A)
Elke mens fantaseert wel eens wat hij zou doen als hij de hoofdprijs in de staatsloterij zou winnen. Wat zou hij doen als hij miljoenen euro’s wint? Ik denk dat ik als ik zo’n prijs zou winnen een mooi huis zou gaan kopen, een mooie auto, ik ga ook zeker een keer lekker luxe op vakantie, ik deel wat geld uit en ach, laat ik royaal zijn: ik geef ook een deel van de prijs aan de kerk. En u? Ik zou mij niet verbazen als u ongeveer hetzelfde zou doen. Het geeft tenslotte een prettig gevoel om je kinderen of kleinkinderen eens wat toe te kunnen stoppen en eens lekker met geld te kunnen smijten.
Koning Salomo, in de eerste lezing, kreeg in een droom ook zo’n vraag voorgelegd. ‘Wat wilt u dat Ik u geef?’, werd hem gevraagd. Wat wilt u dat Ik u geef? Een lang leven, rijkdom, zorgeloos bestaan, het zijn de dingen waar wij zo voor zouden tekenen, maar Salomo kiest heel iets anders. Hij is op zoek naar wat hij als onervaren koning denkt het meest nodig te hebben: een luisterend empathisch hart, inzicht om wijze en verstandige beslissingen te kunnen nemen. Dus geen geld of macht of de mogelijkheid om de ander een kopje kleiner te maken, maar een opmerkzame geest om onderscheid te kunnen maken tussen goed en kwaad. Menigeen verklaart hem voor gek.
We hebben het de afgelopen weken steeds gehad over het rijk der hemelen, over het rijk Gods. En uit de parabels die we hebben gehoord, hebben we geleerd, dat het daarin gaat om geduld en om langzame groei. Het hoefde allemaal niet in één klap, maar mag langzaam groeien. Het onkruid mag tussen de tarwe opgroeien en we weten bij voorbaat al dat niet alles vrucht zal dragen; er valt ook veel op de weg en tussen de distels. Maar dat alles geeft ons stervelingen tenminste wel een beetje uitstel. We moeten ons best doen, maar als het nu nog niet helemaal lukt, dan lukt het morgen misschien wel. En datgene wat wel zal lukken zal honderdvoudig vrucht dragen. Zoveel is zeker.
Vandaag wordt daar een nieuw accent aan toegevoegd. Namelijk dat áls het moment van dat rijk Gods zich eenmaal voordoet, dat je dan wel direct moet toehappen, dat je dan wel onmiddellijk tot actie moet overgaan. Vandaar die man op de akker: zonder uitstel koopt hij de akker, zonder aarzelen geeft hij alles prijs om de schat die hij in de akker gevonden heeft te bemachtigen. En de koopman die alles verkocht wat hij bezat om die ene parel te kunnen kopen. Beiden doen iets ongehoords, iets radicaal nieuws. En dat wordt door Jezus hier een juiste beslissing genoemd.
Maar om zo’n juiste beslissing te kunnen nemen is dus wel wijsheid nodig. Het vermogen om onderscheid te kunnen maken, het vermogen om in de wirwar van de dingen en belangen de juiste beslissing te kunnen nemen. Een wijsheid als die van bijvoorbeeld de vissers uit de derde parabel die wij hoorden: zij zoeken de goede vissen uit en werpen de slechte weg. Het lijkt simpel dat kiezen, dat besluiten, maar dat is het niet.
De parabels in de evangelielezing gaan over het koninkrijk van God. En daarvan weten we dat dat enkel werkelijkheid kan worden als mensen er zich met hart en ziel voor inzetten. Soms betekent dat: ongehoorde dingen doen, verrassend radicaal andere wegen inslaan. Het kan ook heel veel kosten – zie de kooplui in de eerste twee parabels. Soms betekent het ook: gewoon je plicht doen, tot aan je enkels in de modder staan, in de brandende zon en dan om wijsheid bidden dat je de juiste beslissing neemt – zie de vissers in de derde parabel. En dat is ook niet altijd makkelijk.
Maar het kan wel. Het is mogelijk dat een snelle jongen met een vorstelijk salaris, een riant huis en een droom van een leasebak op zekere dag bij zichzelf gaat afvragen: is dit nu alles in het leven? Is dit nu wat ik wil met mijn leven? En dat hij dan de beslissing neemt om zich te melden bij een seminarie om priester te worden. Het kan zomaar. En zo zijn er voor iedereen mogelijkheden en manieren en kansen om aan die betere wereld te werken en nu eens niet achter nog meer geld en macht aan te jagen. En tien tegen een dat er dan een hele wereld aan menselijkheid en liefde opengaat. Misschien dat we in ons dagelijks gebed, net als Salomo, kunnen vragen om de gaven van wijsheid, inzicht en verstand, geloof, hoop en liefde, zodat we steeds beter in staat zijn om Gods droom waar te maken ten bate van een betere wereld.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging 19e zondag door het jaar 2020
9 augustus 2020
Schriftlezingen: 1 Kon. 19,9a.11-13a; Rom. 9,1-5 en Mt. 14,22-33(A)
In Galilea ligt een betrekkelijk groot meer, gekend als het meer van Tiberias of Genezareth. Een boottocht op dit meer staat op het programma van toeristen en bedevaartgangers in het land van Jezus. Bij hevige wind is varen op het meer een moeilijke karwei en gevaarlijk.
Jezus was met dit meer bekend en heeft een aantal keren een bootje gebruikt om van daaruit te preken of voor een oversteek. Zo was Hij met een bootje naar een eenzame plek gevaren om er zich af te zonderen en te bidden. Maar ook daar hadden de mensen Hem opgezocht en heeft Hij in de avond gezorgd dat de grote menigte iets te eten kreeg. Nadat Hij het volk had weggezonden en zijn leerlingen gedwongen had in de boot te gaan, ging Hij daar een berg op om er tijdens de nacht te bidden.
Mattheus heeft twee verhalen over een bewogen vaart, telkens bedoeld om bij zijn lezers hun geloof en vertrouwen in Jezus te versterken. Het evangelie lijkt wel ons eigen verhaal en dat van de wereld te vertellen. Net als de apostelen worden ook wij soms, misschien zelfs vaak, getroffen door tegenwind, en komen we in een storm terecht. De storm van tegenslag, van mislukking, van ruzie in het gezin, in de familie, met collega’s, met de baas. Of de storm van armoede, pijn en verdriet, ziekte en dood. Stormen genoeg, die dikwijls totaal onverwacht op ons afkomen. Zoals de storm van het coronavirus. Of de storm van die verschrikkelijke explosie in Beiroet. Maar misschien ook de opzettende storm van faillissementen van ondernemingen, toerisme, evenementen. Van werkloosheid en schulden die niet af te betalen zijn. Van lockdowns die landen, steden en dorpen verlammen. Van miljoenen mensen die besmet zijn, noem maar op. Overvolle ziekenhuizen.
Maar ook zonder het coronavirus kennen we heel wat stormen. Stormen door onze onmacht om in te gaan tegen het kwaad in onszelf en in de wereld. Stormen door ons zwak geloof, onze twijfels of door ons gebrek aan dapperheid om te troosten, zachtmoedig te zijn, om goede christenen te zijn.
Het zijn die stormen die ook de apostelen treffen wanneer ze zozeer hun eigen koers varen dat ze Jezus niet eens herkennen wanneer Hij hun tegemoet komt. Ze menen zelfs een spook te zien. Maar Jezus zegt: ‘Wees gerust. Ik ben het. Vrees niet.’ Dat zegt Hij ook tegen ons en tegen de mensen van vandaag. Ook nu komt Hij over de stormachtige golven naar ons en zijn Kerk toe, en Hij is zoveel sterker dan het kwaad dat Hij het letterlijk onder de voet loopt, want ‘nadat Hij in de boot stapte, ging de wind liggen.’
Jezus vraagt aan Petrus: ‘Kleingelovige, waarom hebt gij getwijfeld?’ Dat vraagt Hij ook aan ons, niet één keer, maar dikwijls, want telkens weer groeit in ons de twijfel, de twijfel over God, over Jezus, over de verrijzenis, over de toekomst van de kerk en de parochie. Twijfel over de kern van ons geloof. En dan noemt Hij zijn leerlingen, zijn Kerk kleingelovig, omdat ze altijd maar weer vergeten dat Jezus van hen houdt en hun niet in de steek zal laten. Wat zou het goed zijn als we meer zouden geloven. Als we zouden kunnen geloven, zonder vragen en zonder twijfels. Geloven dat de wind gaat liggen als Jezus in de boot van mijn leven stapt, en dat er door zijn aanwezigheid dan geen storm meer is, niet in ons leven, niet in de wereld, niet in de Kerk. Geloven dat God de Heer geen storm, geen aardbeving en geen vuur is dat alles vernietigt, maar een zacht bruisend briesje van liefde en vrede. Een briesje dat ons uitnodigt om met Hem mee te varen. Laten we dat doen: meevaren met onze God van liefde en vrede.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging 26e zondag door het jaar 2020
27 september 2020
Schriftlezingen: Ez. 18,25-28; Fil. 2,1-11 en Mt. 21,28-32(A)
Wat is Jezus Christus die zijn leven voor ons gegeven heeft, anders dan Gods ultieme ‘ja’ tegen ons? Het is een beetje moeilijke vraag, een doordenkertje. Daarom herhaal ik hem nog maar eens. Wat is Jezus Christus die zijn leven voor ons gegeven heeft, anders dan Gods ultieme ‘ja’ tegen ons? Nou, Hij is niets anders dan Gods ja tegen ons. Hij is Gods ja. Zijn leven, zijn woorden en daden, zijn leven en sterven zijn een subliem bewijs dat God ja tegen ons zegt. God heeft een onvoorwaardelijk vertrouwen in ons mensen, wat er ook gebeurt. God is barmhartig en schrijft geen mens af.
Zijn critici bekijken Jezus met argwaan, ze moeten niets van Hem hebben, ze vertrouwen Hem voor geen cent. Want Hij gaat om met zondige mensen, die Hij ook nog een nieuw begin gunt ondanks alles wat zij verkeerd gedaan hebben.
En omdat niets is wat het lijkt, vertelt Jezus de gelijkenis van de twee zonen. Over hoe mensen het ene beweren maar het tegenovergestelde doen. Je kunt glashard zeggen dat je dit of dat wilt, maar het andere moment precies het tegenovergestelde doen! Die ene zoon zei heel vroom en volgzaam ‘Ja, vader’, maar hij meende er geen snars van en deed helemaal niets. Terwijl die andere zoon ‘Nee, vader’ zei, spijt kreeg en alsnog uitvoerde wat de vader hem gevraagd had. Wie heeft nu de wil van de vader gedaan? De tegenstanders van Jezus kunnen niet anders dan erkennen dat die tweede zoon de wil van zijn vader heeft uitgevoerd, hoewel hij eerst ‘nee’ zei.
Huichelachtigheid, schijnheiligheid. Het is de gruwel én het gevaar voor elke mens. Niemand uitgezonderd. Elke mens loopt het gevaar om verstrikt te raken in de eigen principes, de eigen waarheden of geloofsovertuigingen, op het moment dat er achter die zo vroom of overtuigend uitgesproken woorden, gedrag schuilgaat dat daar haaks op staat. Denk maar aan het bruiloftsfeest van minister Grapperhaus. Heel principieel verkondigde hij hoe het moet, hoe we ons moesten gedragen, maar op zijn eigen feestje werd het niet zo nauw genomen. En zo liep hij in zijn eigen messen toen een paparazzi fotograaf wat foto’s van die bruiloft in de publiciteit bracht. En denk niet, dat overkomt alleen een ander. Wij lopen allemaal het gevaar om tegenstrijdig te zijn: het ene te zeggen en het andere te doen.
Mensen die willen werken in Gods wijngaard, de christenen, de katholieken van deze tijd, moeten zich daar dus bewust van te zijn. Zeker ook nu wij worden gestimuleerd om missionair te zijn, naar buiten te treden. Laat je woorden altijd overeenkomen met je gedrag. En klop jezelf niet op de borst als zuiver op de graad, als een beter mens of als een beter christen, maar ken jezelf en ken je geschiedenis en heb vervolgens geduld met elkaar, verdraag elkaars zwakheden en wees barmhartig zoals God zelf barmhartig is. En dat zou ook wel eens moeilijk kunnen gaan worden, omdat de samenleving in mijn ogen op bepaalde punten harder en gepolariseerder wordt en zich meer beweegt in de richting van onverdraagzaamheid. Hoe snel verdwijnt iemands goede naam niet als sneeuw voor de zon in deze tijd van ‘naming and shaming’ via de sociale media. Een mens heeft niet eens meer tijd om iets recht te zetten, uit te leggen of zich te verdedigen of hij wordt al afgeschreven of afgemaakt door zijn tegenstanders. Vertrouwen in de medemens is de basis van elke vreedzame en humane samenleving.
Jezus laat zien dat God geen dictator is voor wie je moet beven van angst. Hij is een vader die zijn kinderen vertrouwen schenkt, hen vrij laat om te kiezen. Hoe vaak is God echter de afgelopen eeuwen niet afgebeeld als een boeman voor wie je bang moest zijn? Tot ver in onze tijd door. Nee, God is niet of niet meer de boeman. Dat is volgens vele complotdenkers tegenwoordig de overheid of de pers of de wetenschap of de kerk of Bill Gates en 5G. Daar in die deep state van al die organisaties zouden mensen schuilgaan die de massa willen overheersen en misbruiken. En dat is nog allemaal onschuldig totdat het extremisten aanzet tot geweld. En de lijst met gewelddadigheden in Amerika en Europa is lang, onlangs nog uitgebreid met het stalken en bedreigen van kamerlid Pieter Omtzigt.
Kortom, er is nog genoeg aanleiding, genoeg reden om waakzaam te zijn tegen ongefundeerd wantrouwen en bangmakerij. Het tegenovergestelde is absoluut noodzakelijk om een samenleving soepel te laten draaien. Vertrouwen is voor elke mens en voor heel de samenleving als zuivere lucht die nodig is om te ademen. En omdat wij geloven dat God ja tegen ons heeft gezegd, is mijn bede dat ons geloof, ons leven, onze omgang met elkaar een ja mag zijn tegen God en tegen de mensen. In de wetenschap dat wij allemaal vergeving en barmhartigheid nodig hebben, dat wij allemaal vertrouwen nodig hebben. Ook van elkaar.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging 26e zondag door het jaar 2020
4 oktober 2020
Schriftlezingen: Jes. 5,1-7; Fil. 4,6-9 en Mt. 21,33-43(A)
Het kan heel vervelend zijn als je ergens buiten wordt gehouden. Als je merkt dat je er toch niet helemaal bij hoort en toch niet helemaal mee mag doen, dat men je er liever niet bij heeft. Dat niet meer naar jouw mening wordt gevraagd of dat jouw medewerking niet meer gewenst is, dat je op de reservebank belandt. Terwijl je zo graag wil, terwijl je het beste met iedereen voor hebt. Het is een herkenbare ervaring en deze ervaring lijkt zich ook voor te doen zoals dat blijkt uit de mond van de profeet Jesaja. Het ademt teleurstelling uit. God legde een wijngaard aan. Hij besteedde er al zijn aandacht aan, alles had Hij ervoor over. Het wachten was op de eerste vruchten van zijn inspanningen, maar wat Hij oogstte waren wilde vruchten, zure bessen: zure, bittere mensen, die elkaar het licht in de ogen niet gunden, die alleen maar uit waren op het eigen belang en eigen gewin. Het onrecht dat zij anderen aandeden, interesseerde hen niets. Verkrachting van recht. Waar geen rekening gehouden wordt met God, waar zijn gaven niet tot goede vruchten leiden, daar komen ook mensen op den duur niet meer tot hun recht, kunnen ze zelfs scheefgroeien, verwilderen, anderen overwoekeren, ontwortelen en ontaarden. De vorige eeuw geeft ons tal van voorbeelden van dergelijke ontsporingen met grote gevolgen. Maar ook onze tijd kent genoeg voorbeelden van zure vruchten. In de eerste lezing lijkt God het op te geven met zijn volk, zijn wijngaard, want zo heeft het toch geen zin meer.
In het evangelie neemt Jezus deze zure ervaring en houding als uitgangspunt. God, die het beste wat Hij had aan de mensen gaf, maar geen respons kreeg. Sterker nog: zijn recht, zijn Wet en Hijzelf werden buitengesloten. Zo zal ook zijn eigen Zoon het moeten meemaken; de zoon van de wijngaardenier die komt vragen hoe het met de oogst van zijn vader zit. Hij wordt letterlijk buitengeworpen en gedood, met een kruisboom op de rug zijn heilige stad Jeruzalem uitgejaagd. Buitengesloten, terwijl Hij er altijd voor anderen was, het zo goed met de mensen voor had, hen hielp om goede vruchten voort te brengen. Hij was niet meer gewenst, Hij moest verdwijnen.
Je begrijpt niet dat God dit zijn Zoon aan doet. Hij had het toch kunnen weten, het was Hem al zo bekend van zijn dienaren, de profeten, die hadden ze ook gedood en verjaagd. Toch waagt God het nog één keer. Hij dreigt niet langer met het droogleggen van de wijngaard, met verwoesting en verwildering. Neen, Hij laat zich in zijn Zoon nogmaals buitenwerpen, alsof Hij het kwaad dat zo diep in de mens huist, uit wil laten razen, tot het zijn kracht verliest en de mens tot bezinning komt. Als dat moment gekomen is, is er het moment om een nieuwe wijngaard aan te leggen, met struiken die wel goede vruchten voortbrengen, die zich willen laten bijsnoeien en bijbuigen. En die nieuwe wijngaard noemt Jezus het Rijk Gods, dat gegeven zal worden aan hen die aan hun vruchten laten zien dat ze van God zijn, dat ze zijn van liefde, van zijn Geest zijn doordrongen.
Hoe is het met ons? Wie werpen wij buiten? Welke zure vruchten dragen wij, of waar blijven wij vruchteloos en moeten we worden bijgesnoeid? Brengen wij, die toch door God met genade zijn begoten en overstraald, vruchten voort, goede vruchten, vruchten die passen bij het Rijk van God? Brengen wij in praktijk wat Jezus ons voorhoudt? Vestigen wij onze aandacht op wat waar is en edel, wat rechtvaardig is en rein, beminnelijk en aantrekkelijk?
Of staat ons leven bol van boosheid en agressie, van hatelijkheid, van liefdeloosheid of smakeloosheid?
Een gewetensonderzoek op dit punt kan nooit kwaad: aan God in alle eerlijkheid vragen om je bij te snoeien, om je in te laten zien hoe liefdeloos of haatdragend je kunt zijn, hoe zelfgenoegzaam je kunt zijn of wat dan ook. Alles met het doel om je vruchten te laten dragen van goedheid en zachtheid. Opdat zijn gaven aan ons niet tevergeefs zijn. Dat is dus geen symptoombestrijding, maar dient helemaal naar de wortel te gaan van het kwaad dat in ons huist om te zorgen dat er voortaan goede vruchten geplukt kunnen worden. En wij nooit zullen vergeten om ook de goede vruchten te zien en God daarvoor te danken. Dan zal de God van de vrede met ons zijn.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging 30e zondag door het jaar 2020
25 oktober 2020
Schriftlezingen: Ex. 22,20-26; 1 Tess. 1,5c-10 en Mt. 22,34-40(A)
Mensen zeggen soms: aan de meeste van de Tien geboden houd ik mij. Oké, niet alles, maar ik ben ook geen heilige. Dat is ongetwijfeld helemaal waar, maar toch kan het overtreden van slechts een klein gebod, verstrekkende gevolgen hebben.
Een voorbeeld van een aantal jaren geleden: hoe het wegrijden zonder te betalen resulteerde in dood en ellende. Een automobilist reed weg van een benzinestation zonder te betalen. De politie achtervolgde de man. Die zat hem op de hielen en na een wilde achtervolging reed de benzinedief tegen de staart van een door de politie zelfgecreëerde file aan. De inzittende van de aangereden auto kwam om het leven. ‘Gij zult niet stelen’, ‘Gij zult niet doden’. Hoe het overtreden van één gebod tot het overtreden van een ander gebod leidt en gigantisch veel verdriet en ellende veroorzaakt. Hoe we onszelf en anderen in de ellende kunnen storten door het overtreden van geboden.
Maar het omgekeerde is ook mogelijk en daar gaan de lezingen van vandaag over: hoe het onderhouden van het eerste gebod, de liefde tot God, automatisch tot het tweede gebod van de naastenliefde dient te leiden. En hoe dan de hele wet vervuld wordt, alles wat leidt tot een met God verbonden leven.
De eerste lezing geeft daarvan een voorbeeld. God gebiedt daarin zijn volk om vreemdelingen, weduwen, wezen en noodlijdenden goed te behandelen en hun geen onrecht aan te doen. Zo niet, dan barst Gods toorn over hen los. En wie God tegenover zich krijgt, die kan het verder wel vergeten.
Maar zelfs áls we het gebod van de naastenliefde hebben overtreden, zelfs als we anderen slecht hebben behandeld, onrecht hebben aangedaan, het leven zuur hebben gemaakt, en laten we eerlijk zijn dat is dagelijkse kost op wereldschaal, en als God dan terecht boos en vertoornd op ons is, dan is er toch nog hoop, zegt Paulus ons in de brief aan de christenen van Tessalonica. Wat moeten we dan doen? Dan moeten we ons richten tot Jezus! Jezus is ons vangnet als het weer eens fout is gegaan.
Hij is ons vangnet om ons op te vangen als het fout gaat, en Hij is ons voorbeeld, want Hij heeft in woord en daad laten zien wat het betekent om God te beminnen. Om God te beminnen met heel je hart, heel je ziel en heel je kracht. De concrete uitwerking daarvan hebben wij gezien in het leven en sterven van Jezus van Nazareth.
God beminnen met heel je hart, dat wil zeggen met al je menselijke liefde, dat wil zeggen dat er ook wel wat hartstocht en passie bij mag komen, zoals een mens ook hartstochtelijk van een andere mens kan houden. God liefhebben op een manier die je helemaal in vuur en vlam zet. Emotioneel maakt, tot tranen toe beroerd. En dat mag je voor mijn part ook voelen voor de Kerk, voor haar liturgie, haar schoonheid, haar traditie, haar gebouwen en sacramenten. Voor mij persoonlijk is van God houden vooral van Jezus en de Kerk houden. Die twee raken en ontroeren mij. Als ik wel eens in de kathedraal ben, dan voel ik vaak de tranen in mijn ogen opwellen. God is enigszins ver weg, abstract, Jezus en de Kerk is dichtbij en tastbaar. Ik zie het als blijken van liefde voor Jezus en zijn Kerk. Maar mensen kunnen het natuurlijk ook voelen wanneer zij de Bijbel lezen, de prachtige ontroerende verhalen. Die doen hen van God houden.
Maar we moeten ook proberen God te beminnen met heel je ziel. De ziel is je kern, het meest innerlijke van je. En als het leven een geschenk is van God, dan vindt het meest innige contact met God plaats in en door die kern, door de ziel van de mens. Het is dus ook de ontmoetingsplaats tussen God en mens. God beminnen met heel je ziel is zo leven dat God de grond van je bestaan is, dat zijn adem, zijn geest in al jouw activiteiten en woorden zichtbaar en voelbaar is. Dat er in die kern geen scheuring is tussen jou en God.
God ook leren beminnen met heel je verstand. Dat er geen gedachte meer is zonder God. Dat Hij altijd bij je is en heel jouw gedachten, jouw gebeden en gevoelens vult. Je staat met Hem op, je bid op tal van momenten van de dag en je gaat slapen met Hem in je hart. Je legt jouw leven ’s avonds weer in zijn hand. Je verliest je niet in allerlei dingen en zorgen, maar je vindt vreugde als je aan Hem denkt.
Drie stappen, drie fasen waarmee we God meer kunnen beminnen. En Jezus belooft: ‘Wie deze stappen zet, vervult vanzelf de hele wet’. Want zeg nu zelf, als een mens zo wil leven, dan komt hij toch ook niet op het idee om weg te rijden zonder te betalen? Dan betaalt hij die vijftig euro toch gewoon. Daarom zijn het eerste en tweede gebod gelijkwaardig. Ze vloeien in elkaar over en openen een poort naar een leven met God, zelfs tot in de eeuwigheid. En ze openen een poort naar een humane samenleving, waar oog is voor de zwakken.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging hoogfeest van Allerheiligen
31 oktober – 1 november 2020
Schriftlezingen: Apok. 7,2-4; 1 Joh. 3,1-3 en Mt. 5,1-12a(A)
We hoorden zojuist de zaligsprekingen. Wie wordt er door Jezus zalig geprezen? Omdat we aanvoelen dat dit de weg is die door Jezus wordt bedoeld op weg naar de heiligheid. Wie zijn die heiligen? Zoete, brave Hendriken die altijd over zich heen lieten lopen en nooit eens uit de slof schoten? Nou, gelukkig niet. Een heilige is geen mens bij wie het leven allemaal rustig en prachtig verlopen is. Een heilige is ook niet iemand die nooit eens wat fout deed, die nooit eens een moment van boosheid of agressie heeft vertoond. Nee, een heilige is juist iemand die flink gestreden heeft in zijn of haar leven, die misschien wel eens of vaak wat grof in de mond was als het tegen zat, die misschien ook vaak op z’n bek is gegaan, gevallen is, maar telkens weer opstond en die, en dat is zeker een constante, niet berustte in het kwaad dat hem of haar misschien eens in de greep had.
Ieder van ons heeft in het leven wel zijn eigen strijd te strijden. De één is gauw jaloers, de ander rancuneus, weer een ander wil altijd het hoogste woord hebben of een ander domineren, nog weer een ander is altijd op geld en gewin uit of kan daar juist niet mee omgaan. Er zijn er ook die worstelen met hun seksualiteit of identiteit of verslavingen en je hebt mensen die maar niet vergeven kunnen of die te hoogmoedig zijn om een stap te zetten en iets weer goed te maken. Zo heeft eigenlijk bijna iedere mens wel bepaalde moeilijkheden waarmee hij of zij moet worstelen.
De verleiding is dan groot dat als we merken dat het probleem in ons karakter blijft, als we bekoringen of zwakheden niet hebben overwonnen of dat ze steeds weer terugkomen, dat we dan de gedachte krijgen om het maar te accepteren of goed te praten. Ja, ik zit nou eenmaal zo in elkaar, ik weet het, maar ik kan er ook niets aan doen! We hebben allemaal wel wat, is dan de redenatie.
Maar als we vandaag de zaligsprekingen horen, worden we ons ervan bewust dat dit niet de weg kan zijn die Jezus ons aanprijst. Jezus prijst juist de eenvoudigen, de zachtmoedigen, de vredebrengers en barmhartigen aan. Een heilige is niet iemand die al die mindere dingen, die minpunten niet heeft, hij is niet iemand die niets te strijden heeft omdat alles allemaal al perfect is, maar hij is iemand die zich er juist niet bij neerlegt, maar die toch steeds de strijd aangaat, onder andere met zijn eigen zwakheden, steeds weer. Hij laat daarmee zien dat hij eerlijk naar zichzelf durft te kijken, met zelfspot zichzelf relativeert en die dus ook de minder goede punten durft te zien en te benoemen en desnoods te bespotten.
En als christen mag je weten en vertrouwen dat God barmhartig is. Dat Hij van je houdt met al je plussen en minnen. Hij heeft mij aangenomen als zijn kind en Hij blijft van mij houden. Hij neemt mij zoals ik ben. Ik weet dat ik bemind ben en dat geeft dus mij vertrouwen om ook naar mijzelf te kijken. Om alles onder ogen te zien, zonder uit Gods liefde te vallen.
Die heiligen blonken dus uit in iets. Zij gaven te kennen dat het geloof in Christus hen menens was. Soms betaalden zij daar de hoogste prijs voor en soms zetten zij al hun talenten in voor datgene waarin zij geloofden. De heilige Carolus Borromeüs was zo’n man bijvoorbeeld die weeshuizen en ziekenhuizen oprichtte. Daar tegenwerking bij kreeg maar toch het goede voorbeeld bleef geven, vooral toen hij zich in de schulden stak om voedsel te kunnen uitdelen bij een hongersnood. En toen de pest uitbrak en de gouverneurs de stad uit vluchtten, toen bleef hij op zijn post en stond iedereen bij. En wat te denken van de moderne heiligen? De mensen die nu hun nek uitsteken en voor de goede zaak strijden. We zitten nu ook in een wereldwijde pandemie. En geloof me, dat is het moment bij uitstek om boven de middelmaat uit te stijgen. Om het verschil te maken. Daarmee kunnen zij voor ons christenen van nu en van de toekomst een voorbeeld zijn. Een wegwijzer voor ons eigen leven. Wij worden door hun verhalen geïnspireerd en zij kunnen ons aansporen om dat ook te doen. En tenslotte hebben wij in hen voorsprekers bij de Heer.
Onze roeping is het om de wil van de Vader te doen. Je zou ook kunnen zeggen: om te lijken op zijn Zoon Jezus, want Hij deed de wil van de Vader. Als je dat doet, word je heilig! En hoe dat moet? Dat vertelt ons het evangelie. Dat geeft ons een goede leidraad om aan onze heiligheid te werken. In de zaligsprekingen noemt Jezus een aantal eigenschappen die horen bij een heilig leven.
Arm van geest: het besef dat we niet de wijsheid in pacht hebben, dat we altijd maar een stukje van de waarheid hebben. Eenvoud siert dus de mens.
Zalig de treurenden: het gaat er daarbij niet om dat het goed zou zijn dat we treuren om iemand of iets dat we verloren hebben. Nee, het gaat erom dat we treuren en spijt hebben over onze eigen onmacht om het goede te doen, maar dat lang niet altijd lukt. Dus dat wij ons bewust zijn van ons schuldig tekort.
Zachtmoedigheid, vrede brengen: niet uit zijn op ruzie of confrontatie. Eerder uit zijn op solidariteit met andere mensen: het beste voor de ander nastreven.
Hongeren naar gerechtigheid: ernaar streven dat iedere mens krijgt wat hij of zij nodig heeft om te kunnen leven.
Barmhartigheid: je hart openen voor de ander. Als je je hart opent, open je de deur van waaruit allerlei soorten van goedheid naar buiten kunnen stromen, levenwekkend en verkwikkend.
Zuiver van hart: bij jezelf naar binnen kijken en eerlijk durven zijn: wat zijn mijn diepste motieven bij wat ik doe? Hoe onbaatzuchtig ben ik werkelijk? Of zit er bij datgene wat ik doe, toch iets van een eigen voordeel wat ik hoop te behalen?
Vervolgd en beschimpt worden. Concreet kan dat voor ons zijn: durf ik er nog wel voor uit te komen dat ik christen ben, dat ik rooms-katholiek ben? En kan ik met de hoon of de spot om?
Heel ons leven is een onderweg zijn. Wij zijn onderweg om de persoon te worden die onze Schepper ons vraagt te zijn. Onze heiligen geven ons, door hun voorspraak en door hun voorbeeld, de hoop dat zoiets daadwerkelijk mogelijk is, met Gods hulp.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging Allerzielen 2020
2 november 2020
Schriftlezingen: Openb. 21,1-5a.6b-7 en Mc. 16,1-8
Toen de vrouwen in grote paniek en radeloosheid het lege graf waren uitgerend, hadden zij nog geen flauw vermoeden dat zij even daarvoor de eersten waren aan wie verteld was dat Jezus uit de doden was opgestaan. Ze waren aanvankelijk nog vooral bezig met de vraag wie de grote steen voor hen zou kunnen wegrollen en tot hun verbazing was die al aan de kant geschoven. En dus konden ze zo het graf inlopen. Daar zagen ze een jongeman die zei dat ze niet bang hoefden te zijn en dat die Jezus die gekruisigd was verrezen was en niet daar was. ‘Kijk maar’, had hij gezegd: Hij lag er niet meer. En als ze Hem wilden zien dan moesten ze naar Galilea gaan, daar zouden ze Hem zien.
Al met al een verbijsterende mededeling. Niet in woorden te vatten, door geen mens te begrijpen. Jezus die dood was, was uit de dood opgestaan. Ook nu krijgen mensen wel eens een ongelooflijke of verbijsterende mededeling en dan zijn ze wel even uit het lood geslagen, moeten ze even naar adem happen. Maar dit, deze mededeling gaat alle verstand te boven. Maar ondanks dat bleef het gerucht van een opstanding uit de dood maar naar boven komen. Eventjes later kwam er het verhaal van Maria Magdalena dat zij Jezus had ontmoet en toen ze dat aan zijn vrienden ging vertellen, besteedden deze daar begrijpelijker wijs geen aandacht aan. Ze geloofden haar niet. Maar telkens kwamen de verhalen en ervaringen hun weer ter ore en toen Jezus zelf aan de apostelen verscheen, toen drong het ongelooflijke feit van de verrijzenis van Jezus pas echt tot hen door. Ze kregen zelfs een opdracht om overal te prediken in woord en daad en tekens te stellen.
Sindsdien is dit de kern van het christelijk geloof en van de boodschap die priesters en dominees, mannen en vrouwen, de eeuwen door vertellen wanneer zij staan bij het lichaam van een overledene. Een boodschap die het verstand te boven gaat, maar die toch geloofd wordt en aanhang heeft voor wie het geloven wil. Afgelopen zaterdag had ik een indrukwekkende crematieplechtigheid van een jonge vader. In en in triest. Maar omstanders en familieleden vertelden mij toch van bijzondere ervaringen rond zijn overlijden. Bijzondere tekenen. En die tekenen gaven hen kracht en troost dat hun dierbare dode bij God was.
En mensen zoeken altijd naar woorden om dit ondenkbare onder woorden te brengen. Johannes, de apostel, schrijft daarover in zijn Openbaring. En dan is het net of je een artist designer aan het werk ziet als hij beschrijft hoe dat onnoembare eruit ziet. Een artist designer, een decorontwerper of een kunstenaar ziet in zijn hoofd al precies hoe het eruit moet zien, zijn decor, dat ziet hij al helemaal voor zich. En dan wordt het later uitgewerkt, vroeger met karton en verf, tegenwoordig met computer en digitale grafische vormgeving.
En wat er toen door Johannes onder woorden werd gebracht is samen te vatten met woorden als vrede en geluk en rust en stilte, met woorden als een wereld zonder rouw, zonder geween, waar al het oude voorbij is. En voor veel mensen verwoordt dat een diep verlangen dat in hen leeft. Zo hebben vele mensen het afgelopen jaar afscheid moeten nemen van een dierbare. Het jaar 2020 gaat de geschiedenisboeken in als een verschrikkelijk jaar volledig overschaduwd door COVID-19. Maar daarnaast was het afgelopen jaar ook het jaar van het afscheid van dierbaren na een lang en zwaar ziekbed of na een tragisch ongeval. Of, in sommige gevallen, een jaar van een zachte, onverwachte dood zomaar ineens. Hoe dan ook is er een grote leegte ontstaan en heel veel verdriet. Woordeloos verdriet soms. Maar toch klinkt er hier en op ontelbare plaatsen elders het woord van die jongeman aan de drie vrouwen: ‘Gij zoekt Jezus de Nazarener, die gekruisigd is. Hij is verrezen. Hij is niet hier!’. Wij kunnen niet anders dan deze woorden telkens herhalen. De dood is een gigantische scheidslijn in ons bestaan. Maar wij geloven dat Jezus deze scheidslijn heeft gedicht, dat Hij er een brug overheen heeft geslagen. En dat onze doden deze brug overgestoken zijn. Gammel vaak nog, met pijn en onttakeling in het lijf, zijn zij die brug overgegaan, waar hen een toekomst wacht waar zij van al die ellende verlost zijn. Waar alles nieuw is. Vertrouwen wij, de achterblijvers, erop dat het daar goed is en dat zij daar op hun bestemming zijn. Zij zijn er al. Wij moeten daar nog komen.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging 32e zondag door het jaar 2020
8 november 2020
Schriftlezingen: Wijsh. 6,12-16; 1 Tess. 4,13-18 en Mt. 25,1-13(A)
De deur ging op slot, en ze kwamen er niet in, die vijf domme meisjes, al hun bidden en smeken ten spijt. Voor hen ging het feest mooi niet door! Op zich een verrassend einde van deze parabel. Mensen buitensluiten – en dat uit de mond van Jezus. Hij riep toch altijd dat alle mensen erbij hoorden? Hoe kan Hij dan nu een verhaal vertellen, waarin mensen bij Hem – want Hij is de bruidegom – voor een dichte deur komen?
Om dat te begrijpen moeten we beseffen dat Matteüs deze parabel heeft opgeschreven met het oog op de situatie van de toenmalige kerkgemeenschap. Een kerkgemeenschap waarin de ongerechtigheid toenam en de liefde voor elkaar verflauwde. Vandaar ook het strenge slot van de parabel. En deze mensen worden aangespoord tot permanente waakzaamheid. ‘Weest dus waakzaam, want gij kent dag noch uur’. Waakzaam zijn voor de wederkomst van Christus, bedoelt Matteüs.
Hoe moeten we ons dat wederkomen van Jezus voorstellen? We kunnen er natuurlijk allerlei voorstellingen van maken, maar in feite weten we zoals gezegd dag noch uur. En daarnaast is het de vraag of je wel moet denken aan één bepaald moment. Als je de parabels van Jezus hierover leest, word je uitgenodigd dat wederkomen van de Heer te beschouwen als iets dat altijd en overal plaatsvindt. Het is dus niet vast te prikken op één datum, of op één plaats. Het is iets dat zich in het verborgene – in de nacht, zegt de parabel – afspeelt in heel ons leven. De komst van de Heer bestrijkt heel onze levenstijd, dus onze tijd tussen geboorte en dood, en alle facetten van ons bestaan. Dat houdt dus tevens in dat de komst van de Heer een oordeel, een evaluatie is van onze gang door het leven, van het doen van de werken van barmhartigheid. Beoordeeld aan het leven van Jezus, omdat in Hem Gods bedoelingen het meest waar werden.
Dit ligt allemaal ten grondslag aan de parabel over de vijf wijze en de vijf domme meisjes. Dit wordt bekend verondersteld voor de lezers en luisteraars van deze parabel. En dan horen we nu een tafereel ontleend aan het dagelijks leven van die tijd: een bruiloft. Volgens de gewoonte werd de bruid door haar vriendinnen begeleid naar het huis van de bruidegom. En de komst van de bruidegom – de Heer – laat langer op zich wachten dan de tien meisjes dachten. Ze vallen in slaap. En niet alleen de domme, maar ook de verstandige meisjes. In slaap vallen kan elke mens, gelovig of niet, overkomen. En zo heeft elke gelovige mens wel eens momenten waarop zijn geloof op een laag pitje staat, waarop hij het doel van zijn levenstocht uit het oog verliest, waarop hij indommelt of indut. Dat hebben we zelfs bij de apostelen gezien in de Hof van Olijven toen Jezus bloed en tranen zweette omdat Hij zijn uur voelde naderen, toen lagen zijn beste vrienden te slapen. En in ons verhaal sliepen ze zelfs allemaal. En toen hoorden zij plotseling: ‘De bruidegom komt!’ en toen bleken de domme meisjes geen olie bij zich te hebben voor hun lampen, hun fakkels. De anderen hadden dat wel. Zij hadden met vooruitziende blik maatregelen genomen voor als het ‘ns wat langer mocht gaan duren. Dat is waakzaamheid, dat is wijsheid.
Waakzaamheid is wijsheid in het evangelie. En die wijsheid wordt hoog geprezen in de Schrift. (We hebben het zojuist gehoord in de eerste lezing: ‘Stralend en nooit verwelkend is de wijsheid’.) En dan gaat het niet om geleerdheid, maar vooral om levenskunst: het goede doen voor jezelf en anderen, gerechtigheid, leven volgens Gods bedoelingen, zoals Jezus deed. Goed op weg zijn met de heilige Geest in je leven.
En daarom heeft deze parabel ook voor ons een actuele boodschap. Het is namelijk de vraag hoe wij in het leven staan. En dat betekent volgens Matteüs zijn leven dus oriënteren op het rijk Gods en de daarbij behorende gerechtigheid. En in de tweede helft van het 25e hoofdstuk van Matteüs wordt ons helemaal duidelijk wat olie voor de fakkels en waakzaamheid betekent: de hongerige voeden, de dorstige laven, de naakte kleden, de vreemdeling, zieke en gevangene bezoeken. Want ‘Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan’.
Dit wachten op de bruidegom zou in feite een wezenlijke grondhouding moeten zijn van elke mens die zich christen wil noemen. Als een rode draad door zijn leven: zorg dat je olie voor je fakkel hebt door daar te zijn waar God en de mensen je nodig hebben. Stem en steun geven aan gerechtigheid, dichtbij en veraf. Geduldig gehoor geven aan de stemmen die soms onhoorbaar zijn.
In die zin Jezus van Nazareth volgen – dat is de gerechtigheid, dat is de wijsheid die wordt geprezen in het evangelie. En dat betekent dus verder kijken dan onze neus lang is. Vijf keken niet verder dan de weg naar de feestzaal. Het geluk op korte termijn. Hun lampen waren uiteindelijk alleen maar een soort feestverlichting; het stelde niet veel voor, dat vuur van hen. Ze kwamen uiteindelijk voor een dichte deur. De andere vijf waren zo wijs er rekening mee te houden dat ze niet zonder slag of stoot tot het feest zouden worden toegelaten. Ze moesten er dus wel wat voor doen! Hun lampen hadden dus inhoud, zij getuigden van daden van menslievendheid en gerechtigheid en geduld en wijsheid. Toen de bruidegom kwam, stonden zij niet in het donker. Ze werden toegelaten tot het feest.
Waakzaamheid en wijsheid om geen buitenstaanders te worden van het feest in het koninkrijk. Dus in weer en wind moedig de bruidegom tegemoet gaan met de brandende lamp van hoop en verwachting met ogen en oren wijd open voor de idealen van Jezus en de handen uit de mouwen.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging 33e zondag door het jaar 2020
15 november 2020
Schriftlezingen: Spr. 31,10-13.19-20.30-31; 1 Tess. 5,1-6 en Mt. 25,14-30(A)
Midden in de coronapandemie met al z’n onzekerheden en angsten en vragen beseffen we eens te meer dat het in onze wereld constant om vertrouwen gaat. En dat vertrouwen of wantrouwen gaat heel ver. Eigenlijk tot aan de kleinste aankoop of het kleinste ding aan toe. Vertrouwen of wantrouwen in het eerlijke verloop van de verkiezingen in de Verenigde Staten. Vertrouwen of wantrouwen in de Nederlandse overheid met betrekking tot de coronamaatregelen. Vertrouwen of wantrouwen tegenover de gevestigde media. Vertrouwen of wantrouwen in de wetenschap. En vertrouwen of wantrouwen in de Kerk en haar vertegenwoordigers, de pausen, de bisschoppen en priesters. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Alles kan ter discussie worden gesteld. Maar wanneer er wantrouwen heerst en als dat groeit en groeit dan gaat het van kwaad tot erger. Wantrouwen leidt ertoe dat mensen gaan hamsteren en vervolgens niets meer durven te eten of te kopen, want je weet maar nooit. Wantrouwen schaadt uiteindelijk mijn vertrouwen in mijn medemens en mijn omgeving.
Vertrouwen is dus in feite de basis van elke samenleving. In het klein en in het groot. Vandaag gaat het in de lezingen ook over vertrouwen. In de parabel vertrouwt de rijke koopman zijn bezit toe aan zijn dienaars. Voorwaar een handeling van vertrouwen. En het moet gezegd de eerste twee knechten beschamen dat vertrouwen niet. Ze spannen zich met recht in voor die rijke koopman. En met concreet resultaat. Het is alleen wat droeviger gesteld met de derde knecht. Die zit een beetje in zijn maag met het talent dat hem is toevertrouwd. Hij wil er eigenlijk niets mee te maken hebben, als een hete aardappel schuift hij het van zijn bord. Hij draagt liever geen verantwoordelijkheid. Hij is besluiteloos en zonder vertrouwen. Hij durft het risico op mislukking niet aan. Hij is eigenlijk een angsthaas.
Het gevolg is wel dat de zaak stagneert. Dat er geen vooruitgang is. En u weet: stilstand is achteruitgang. We moeten dus vooruit. Vooruit met ons leven. Vooruit met het rijk Gods. Vooruit met onze zorg voor de armen en zwakken. En daarbij moeten wij onze verantwoordelijkheid nemen. Het is een heel fundamenteel bijbels geloof dat God ons zijn schepping, zijn Woord en zijn Koninkrijk heeft toevertrouwd. Dat laat Hij niet uit de hoge hemel neerdalen, neen, dat is een kwestie van aanpakken. Door ons! Daarom ook dat de mens is aangesteld als beheerder en behoeder van diezelfde schepping, dat de mens geroepen is om ‘hoeder van zijn broeder’ te zijn. Dat Mozes in eigen persoon naar Egypte moest terugkeren om het volk Gods uit het slavenhuis te bevrijden. Dat het visioen van het beloofde land uiteindelijk slechts werkelijkheid kan worden als mensen, als wij dus, Gods wijzende woorden ter harte nemen en de gerechtigheid volbrengen. En telkens gaat het dan weer over verantwoordelijkheid van mensen, aan wie ‘de Heer zijn bezit heeft toevertrouwd’. En zo worden wij allemaal ingeschakeld, net als de knechten in de parabel, ‘ieder naar zijn eigen bekwaamheid’. Wij worden in feite allemaal ‘in vertrouwen genomen’. Dat maakt je belangrijk, maar dat geeft je ook verantwoordelijkheid. Als je dat vertrouwen vervolgens op jouw beurt beschaamt, komt er niets van terecht.
Maar vertrouwen is ook een kwestie van ervaring. Van het zelf ervaren dat een ander mij vertrouwt. Het is niet iets dat er vanzelfsprekend is. Het moet voorgedaan worden. Het moet kunnen groeien. Als een ander in mij gelooft, dan ga ik ook in mijzelf geloven. Als een ander mij continu wantrouwt, mij niet gelooft, dan ga ik zelf ook wantrouwen en niet geloven.
En u weet het: geloven, daar zit het Engelse woord love in, liefde, dat heeft dus alles met liefhebben te maken. Daarom ook dat alleen degene die zelf bemind wordt, anderen ook kan liefhebben.
Helaas gaat het daarom ook vaak fout tussen mensen. Maar er zijn gelukkig ook wel uitzonderingen. Zo had niemand ook maar iets in David gezien; zijn vader niet, zijn broers niet, hij hoorde alleen bij de schapen. Niemand hoefde naar hem om te kijken. Zijn vader en broers vonden hem zelfs letterlijk ‘onbetrouwbaar’(1 Sam. 17,18.28). Het was Samuël – de profeet die met Gods ogen naar de mensen keek – die wel wat in hem zag en hem te midden van zijn broers zalfde. God vertrouwde hem het leiderschap over zijn volk toe, en David werd een man van groot vertrouwen, een koning naar Gods hart. En datzelfde vertrouwen zien we ook in de eerste lezing. De sterke vrouw die wij hier ontmoeten staat voor de wijsheid van Gods woord dat de goede richting wijst. We kunnen ons gerust aan dat woord toevertrouwen, want het wijst ons de juiste richting en laat ons ‘zien hoe het moet’
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging Christuskoning
22 november2020
Schriftlezingen: (Ez. 34,11-12.15-17; ps..23; 1 Kor. 15,20-26.28 en Mt. 25,31-46)(A)
Wij vieren vandaag het hoogfeest van Christus, Koning van het heelal. De zondag die het kerkelijk jaar afsluit, is als het ware de letterlijke bekroning van het hele liturgische jaar. En toch vraagt dit feest om verder te kijken dan we vaak gewoon zijn te doen.
De naam van dit feest duidt op de grootsheid van Jezus: Hij is de grote Koning van al wat bestaat, Zoon van de Allerhoogste en vanaf de grondvesting, vanaf de schepping bij alles betrokken. Hij is God zelf, Hij is de Christus. En dat is een grootsheid die eigenlijk voor ons mensen niet te bevatten is. Maar soms, soms heb je van die momenten waarop die grootsheid je opeens overvalt. Soms is dat in grote dingen, soms juist in kleine momenten. Ze zijn er zomaar ineens en ze zijn ook zo weer verdwenen. Misschien hebt u ook wel eens zo’n moment meegemaakt. Toen u stil in een kerk of kapel zat, zomaar na de Mis, of ergens op een stil moment door-de-weeks. Opeens was het er: dat gevoel dat God heel dichtbij was in het licht dat door de kerkramen naar binnen viel en precies op die speciale plek viel. Of misschien was het dat moment toen je in de Zwitserse of Franse Alpen bovenop een bergtop het majestueuze landschap zag en jezelf toen heel klein voelde, maar ook wel dankbaar dat je dit moment, deze ervaring, gegeven was.
Momenten van grootsheid, momenten van diepe, intieme ervaringen van Gods nabijheid. Het is eigenlijk niet onder woorden te brengen. God die zo groot en ongrijpbaar en onbegrijpelijk is, maar die zich toch in dit soort momenten laat ervaren. In feite wordt dit allemaal gevierd op dit feest van Christus, Koning.
Maar dat is niet het enige. We vieren dit feest ook tegen de achtergrond van Matteüs 25, tegen de achtergrond van de Bergrede, dat wil zeggen tegen de achtergrond van de vraag hoe iedere mens, christen of niet-christen, kerkelijk of niet-kerkelijk, tegenover zijn hulpbehoevende naaste staat. Hoe de individuele mens om is gegaan met de noodlijdende medemens. Heeft hij concrete daden van liefde laten zien of niet?
Er is dus enerzijds de grootsheid en almacht van Christus, Koning van het heelal en anderzijds de aanwezigheid van de Heer in de gebroken en lijdende mensen om ons heen, ja misschien zelfs in ons eigen leven. En is Christus, Koning alleen maar een mooie triomfale voorstelling van hoe en wie God is of is het meer dan dat?
Dat antwoord is aan ons. Het is aan ons: horen we de lezingen van dit feest en deze preek aan en gaan we na de Mis over tot de orde van de dag? Of laten we deze woorden toe in ons hart, nemen we ons doopsel en vormsel, onze roeping serieus en laten we ons met de zegen en de wegzending aan het eind van deze viering ook daadwerkelijk de kerk uitlopen in de vaste overtuiging door de Heer gezegend te zijn om zijn woorden concreet te maken in de wereld van vandaag. De wereld waarvan we maar al te vaak de gebrokenheid zien en ervaren.
Volgende week begint de Advent, de tijd van voorbereiding op het feest van Kerstmis, hoe onwezenlijk dat in deze coronatijd ook klinkt. Maar met het Kerstfeest vieren we hoe God mens wordt en onder ons komt wonen. Hij wordt letterlijk één van ons. Maar na zijn dood en verrijzenis verdwijnt Hij niet. Sterker nog: Hij wordt zichtbaar juist in het kleine, schijnbaar onbeduidende. Hij wordt zichtbaar in die Afrikaanse vrouw die kilometers ver moet lopen voor schoon drinkwater. Hij wordt zichtbaar in de man die door relatieproblemen en door de coronacrisis zijn bedrijf failliet ziet gaan en nu van de voedselbank afhankelijk wordt. De Heer komt naar ons toe als de vluchteling uit Syrië, waar niemand op zit te wachten en die van het kastje naar de muur wordt gestuurd. We kunnen Hem vinden in de gevangene die door een domme fout van het rechte pad is afgeweken en nu moet brommen of in de voor zijn leven vechtende patiënt op een IC-afdeling van een ziekenhuis. Zo komt de Heer ons tegemoet! Zo is Koning Christus onder ons aanwezig in deze wereld.
We vieren dus een paar dingen dit weekend: de grootsheid van Christus, maar ook zijn aanwezigheid in hele kleine mensen in nood. En we vieren dat de Heer zelf ons de opdracht heeft gegeven naar Hem op zoek te gaan juist in die kleine mensen. Gelukkig mogen we daarbij erop vertrouwen dat wij daarvoor weer de kracht ontvangen om die opdracht aan te kunnen. We worden gevoed door zijn eigen Lichaam en Bloed, zodat wij in staat zijn om het kleine en onooglijke groot te maken en het belang van ieder mensenleven te tonen aan de wereld. Zo mogen we bouwen aan dat Koninkrijk van God en zo kunnen we dit Rijk zichtbaar maken in het hier en nu.
Amen.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging Eerste Zondag van de Advent
28/29 november 2020
Schriftlezingen: Jes. 63,16b-17.19b.64,2b-8; 1 Kor. 1,3-9 en Mc. 13,33-37
Wees welkom op deze eerste zondag van het nieuw liturgisch jaar. De evangelist die we dit jaar bijna elke zondag zullen horen, is Marcus. En hij laat er geen gras over groeien, want de eerste zin van zijn evangelie luidt: ‘Het begin van het evangelie van Jezus Christus, Zoon van God.’ De andere evangelisten doen er een half evangelie over vooraleer ze Jezus de Zoon van God noemen, Marcus dus niet. Hij valt meteen met de deur in huis.
Even direct is Jezus, want de eerste woorden die we in dit nieuw liturgisch jaar van Hem horen zijn: ‘Wees op uw hoede, wees waakzaam, want gij weet niet wanneer het ogenblik daar is.’ En als er iets is dat we de voorbije maanden dag na dag gehoord hebben, is het wel dat we op onze hoede, dat we dus waakzaam moeten zijn, want we weten niet wanneer het coronavirus bij u of mij toeslaat. Maar ook zonder dat virus zijn het woorden die we heel dikwijls horen, en die we in al hun varianten wellicht ook dikwijls zelf gebruiken. Varianten als ‘let op’, ‘pas op’, ‘wees voorzichtig.’ ‘Let op als je de straat oversteekt. Wees voorzichtig met je fiets. Pas op bij de kruispunten’, zeggen bezorgde ouders tegen hun kinderen die naar school fietsen. ‘Let op wat je zegt, dat je niemand kwetst.’ ‘Let op dat je de deur op slot doet als je ’s avonds alleen thuis bent.’ ‘Wees voorzichtig met de auto’.
Tientallen keren per dag zeggen of horen we zulke bezorgde waarschuwingen, en nu zegt Jezus ze tegen zijn apostelen, en dus ook tegen ons. ‘Wees waakzaam’ zegt Hij. Misschien bent u het vergeten, maar Hij zei dat drie weken geleden ook tegen de vijf meisjes die met hun lampen op de bruidegom moesten wachtten, maar er geen rekening mee hielden dat die lampen ook olie nodig hadden om te kunnen branden. Dus toen de bruidegom aankwam, konden ze hem niet bijlichten en mochten ze de feestzaal niet binnen. En zo weten we meteen waarom we waakzaam moeten zijn: om het licht van Gods liefde en vrede te laten schijnen in heel ons denken en doen.
En als er één liturgische periode is die ons daar speciaal voor uitnodigt, is het wel de advent. Die begint vandaag en geeft ons vier weken de tijd om naar Kerstmis toe te leven, en dat doen we door goed te zijn, door aandacht te hebben voor onze medemensen, door mee te voelen, mee te huilen, mee te lachen met anderen. Door te luisteren naar anderen. En natuurlijk ook door te verlangen naar Kerstmis. En laten we eerlijk zijn: dat verlangen gaat ook uit naar het familiefeest dat dit jaar misschien niet zal kunnen doorgaan, maar daar mag ons verlangen zich zeker niet toe beperken. Immers, Kerstmis is geen gezellig en vaak overladen familiefeest, maar het feest dat God als mens onder ons is komen wonen. En Hij doet dat zo menselijk dat het tijd vraagt, want Jezus is niet als volwassene, maar als kwetsbaar kind op de wereld gekomen. Het zal dus tijd vragen vooraleer Hij zijn boodschap van liefde en vrede onder zijn medemensen kan verkondigen en voorleven.
Liefde en vrede is ook de boodschap die we in deze adventstijd zeer uitdrukkelijk zullen horen, onder meer via de activiteiten die nog wel mogen ondanks corona. Liefde en vrede die tot uiting komt als onze aandacht niet alleen uitgaat naar de mensen om ons heen, maar nog meer naar mensen in nood. En door de coronacrisis zijn er vandaag meer dan ooit zulke mensen. Mensen die in armoede ploeteren, die in onbewoonbare en dikwijls tegelijk onbetaalbare huizen of appartementen wonen. Of mensen die in een faillissement zijn beland. Maar er is niet alleen materiële armoede, er is ook armoede van eenzaamheid, van wanhoop, van ziekte, van handicap, van kansloosheid en van nog zoveel meer dat het leven zo vreselijk moeilijk kan maken.
Jezus vraagt ons dus om waakzaam te zijn, zodat we die armoede van zoveel mensen niet zomaar aanvaarden, maar willen meewerken aan verbetering en aan hulp. In de eerste lezing hoorden we een pakkende schuldbekentenis van Jesaja, omdat het hart van het volk verstopt was en het bleef volharden in het kwaad. En hij besluit met een smeekbede aan God de Heer: ‘Scheur de hemel open en daal tot ons af. Zie op ons neer: wij zijn uw volk,’ zo smeekt hij. Laten wij zozeer meewerken aan Gods Rijk van liefde en vrede voor alle mensen dat God de Heer tot ons kan afdalen en ook wij ons Gods volk kunnen noemen.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging Tweede Zondag van de Advent
5 en 6 december 2020
Schriftlezingen: Jes. 40,1-5.9-11; 2 Petr. 3,8-14 en Mc. 1,1-8)(B)
Vandaag horen we bij monde van de evangelist Marcus het begin van de blijde boodschap van Jezus Christus. De blijde boodschap! De boodschap die Jezus aan ons brengt is er één die ons wil opbeuren: het gaat goed komen met ons, wat er ook gebeurt, in wat voor situatie wij ook zitten: het komt goed!
Maar deze woorden zijn nog niet uitgesproken of er komt al een zonderling op het toneel: Johannes de Doper, een onaangepaste figuur gekleed in kameelhaar en die zich in leven houdt met sprinkhanen en wilde honing. Hij staat kritisch tegenover de maatschappij om hem heen. Maar hij roept ons ook op tot een kritische houding. Bekeer u, kom tot inkeer! Johannes wordt hier vergeleken met een wegbereider, een bode die voor een koning werd uitgezonden om de weg te controleren waar die met zijn koets overheen moest: de ergste kuilen moesten worden gedicht, rotsblokken en grote stenen moesten worden weggehaald, zodat de koning kon komen. In geestelijke zin wordt dat dus van ieder van ons gevraagd in deze adventstijd. Waar stuit de koets van koning Christus bij ons, bij u en mij op een rotsblok of kuil, waardoor Hij niet binnen kan rijden?
Die rotsblokken en kuilen voelen we als we de woorden, de boodschap van Jezus in ons hart proberen binnen te laten komen. Als Jezus zegt: ‘Vergeeft elkander!’, bij wie heb je moeite om te vergeven? Daar ligt dan een rotsblok op je weg. Als Jezus zegt: ‘Oordeelt niet, opdat je niet geoordeeld wordt’, over wie heb jij scherpe oordelen en je mening klaar? Daar ligt een valkuil op je route! Als Jezus zegt dat het voor een rijke moeilijk is om het rijk der hemelen binnen te gaan: zitten wij soms ook vast aan ons geld en ons goed? Daar ligt een struikelblok op ons parcours. En als Jezus zegt dat we van het huis van God geen rovershol moeten maken: hoe is het met onze eerbied voor God, zijn gebod en het doen van de wil van de Vader? En als Jezus de Farizeeër berispt die zo vol is van zichzelf, maar de nederigheid en de bescheidenheid van de tollenaar prijst, hoe is het dan met ons gesteld, hoe bescheiden en nederig waren wij zelf?
Kortom: maak de kuilen dicht, haal de stenen weg, dat is de oproep van Johannes de Doper, die dus zelf duidelijk afstand neemt van de maatschappij van zijn tijd, levend in de woestijn met een raar dieet en vreemde kleding. Ook daarmee zegt hij iets: als de maatschappij ons referentiekader is, als we vinden wat ze zeggen in de media, als we doen wat de influencers zeggen dat we moeten doen, dan zijn de media, de influencers onze bijbel, en niet het woord van de Heer, niet de boodschap van het evangelie.
Johannes roept ons op deze tweede zondag van de advent op tot inkeer te komen door afstand te nemen van wat mén denkt, van wat mén vindt en van wat mén doet. Het is een oproep om zélf na te denken, maar dan wel gelóvig na te denken, geïnspireerd door het woord van de Heer, door de boodschap van het evangelie.
Die oproep van Johannes de Doper in zijn kameelharen pij stelt ons de vraag of we misschien verburgerlijkt zijn, geen zout der aarde meer zijn, maar aarde geworden en aards. Inderdaad komt in Nederland uit onderzoeken en enquêtes steevast naar voren dat de standpunten en visies van katholieken in onze maatschappij nauwelijks verschillen van die van andere mensen, dus het meest overeen komen met het algemeen gemiddelde, met wat men denkt en vindt. Waar is dus de katholieke godsdienstige identiteit gebleven? Zijn wij niet te veel aangepast aan de rest en daardoor niet meer onderscheidend?
De doop zien wij in de christelijke traditie als een teken van een nieuw begin. Een nieuw begin dat God altijd weer bereid is met ons te maken. Dat is het cadeau dat Hij als Sinterklaas zomaar voor niets aan ons geeft. En aan ons vraagt Hij slechts of wij dit willen ontvangen en of wij willen inzien dat onze manier van leven misschien toch een beetje aan vernieuwing toe is, steeds weer opnieuw. Johannes noemde dat een doopsel van bekering. Maar hij wilde niet het laatste woord hebben: de bekering die hij predikte was slechts een weg om uit te komen bij waar het werkelijk om gaat. Hij maakte zichzelf daarbij klein, hij achtte zichzelf niet eens waardig om de sandalen van Jezus los te maken. Daarmee gaf hij ook een hint van wie Jezus eigenlijk is. Jezus zal jullie dopen met de heilige Geest, zo zegt Johannes van Jezus. En wie alleen kan die Geest van God schenken, dan God zelf? Zo doet Johannes bij ons toehoorders de gedachte groeien dat het niet zomaar een mens is die wij te verwachten hebben met Kerstmis, maar de Eeuwige God. Met Kerstmis mogen we verwachten dat God opnieuw in ons geboren gaat worden. Een groot goed, maar ook iets dat een opdracht inhoudt om kuilen en obstakels uit ons midden weg te halen.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging Derde Zondag van de Advent
12-13 december 2020
Schriftlezingen: Jes. 61,1-2a.10-11; 1 Tess. 5,16-24 en Joh. 1,6-8.19-28)(B)
‘Wie ben je?’ en ‘Wat doe je?’. Dat zijn de vragen die op deze derde zondag van de advent gesteld worden aan Johannes de Doper. Vorige week zondag kregen we een portret van Johannes de Doper uit het oudste evangelie, dat van Marcus. Vandaag horen we de visie van de vierde evangelist, Johannes. En de vierde evangelist presenteert de Doper in de eerste plaats als getuige. De Doper gaat niet aan Jezus vooraf, maar staat naast Hem. Hij moet de Messias niet meer aankondigen, maar Hem aanwijzen. En dat aanwijzen door Johannes de Doper kan hij alleen maar doen of verwezenlijken in het vraaggesprek dat wij zojuist hoorden: Hij is de Messias niet, zegt hij, en evenmin Elia of de profeet en het doopsel dat hij doet is slechts een middel om de ‘onbekende’ in hun midden, de Messias, te herkennen en aan te wijzen: op wie hij bij de doop de Geest zou zien neerdalen, die pas zou het zijn. Het gaat hem dus alleen maar over getuigenis afleggen.
Getuigenis afleggen. Niet naar jezelf wijzen, maar naar een ander. En Johannes de Doper doet dat met verve! Hij is niet zelf het Licht, maar wel een lamp die verlicht. Hij is niet zelf het Woord, maar wel een stem die het Woord uitspreekt. Hij is niet zelf de profeet, maar wel een roepende in wie de boodschap der profeten op intense wijze opnieuw tot leven komt. Hij is niet zelf de Messias, maar wel een alternatieveling die begeestering wekt en een grote beweging op gang brengt. Hij is niet zelf de bruidegom, maar wel diens vriend die dolgelukkig is omdat hij de stem van de bruidegom heeft gehoord en nu oprecht kan zeggen: ‘Hij moet groter worden, maar ik kleiner’. Johannes de Doper is dus een soort tussenfiguur die staat in de spanning tussen het ‘reeds’ en het ‘nog niet’. De Messias heeft zich nog niet geopenbaard, maar Johannes ziet de tekenen van zijn naderende komst al. Hij ziet het opgaande licht al gloren. Johannes de Doper is dus met andere woorden ook echt een Adventsfiguur die ons de weg wijst: daar moet je zijn! Bij Hem moet je zijn! En dan is er inderdaad een spanning tussen het ‘reeds’ en het ‘nog niet’. Met Jezus is het rijk Gods definitief aangebroken, maar voltooid is het nog niet. Want wij zijn er om dat rijk Gods te voltooien. Wij zijn geroepen om een levende verwijzing te zijn.
Want als christenen, of we nu bisschop zijn of priester, diaken of pastoraal werker of leek, wij zijn allen gedoopt en gezalfd om aan armen de blijde boodschap te brengen, wij zijn in dezelfde mate gezonden om allen te genezen wier hart gebroken is, om aan gevangenen vrijlating te melden, om wie opgesloten zijn in wat voor gevangenis dan ook, vrijheid te melden. Wij zijn gezonden om het genadejaar van de Heer af te kondigen.
Elk vijftigste jaar was een genadejaar in het land Israël, waarin alle slaven in vrijheid gesteld moesten worden. Grond die verkocht was omdat de boer het niet kon bewerken, moest teruggegeven worden aan de oorspronkelijke eigenaar. En alle akkers moesten een jaar rust krijgen. Kortom: alles en iedereen moest in zo’n genadejaar tot zijn recht komen en alles en iedereen moest de kans krijgen opnieuw te beginnen, met een schone lei. Uitrusten. En wij zijn, als gedoopten en gevormden, speciaal geroepen om zo te leven dat de hoop op zo’n genadejaar door onze manier van doen levend blijft en al doende gerealiseerd wordt
De tekst over dat genadejaar komt nog een keer voor in de Schrift: in het evangelie volgens Lucas. Jezus is dan te gast in de synagoge van Nazareth. Hij mag daar de lezing doen en er een toelichting op geven. Ze reiken Hem de boekrol van Jesaja aan. En dan leest Hij: ‘De geest des Heren is over mij gekomen, omdat Hij Mij gezalfd heeft. Hij heeft Mij gezonden om aan armen de blijde boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden dat zij zullen zien, om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondigen van de Heer’.
Hij rolt de boekrol dicht, geeft hem aan de dienaar, en gaat zitten. Aller ogen zijn gespannen op Hem gericht. En dan zegt Hij: ‘Het Schriftwoord dat jullie zojuist gehoord hebben, is thans in vervulling gegaan’. En in feite zegt Hij het dan zelf: In Mij is de belofte van God in vervulling gegaan. In Mij is het genadejaar van de Heer aangebroken. In Mij kan alles anders, alles beter worden. In Mij is die eeuwenoude belofte van God uitgekomen.
En van die Komende die het grote genadejaar voor de wereld zal afkondigen, mogen en moeten wij getuigen, net zoals Johannes de Doper dat deed. Waar wij, als christenen, werk maken van ons geloof in Hem, waar wij als katholieken werk maken van ons geloof, zal de wereld echt veranderen. Daar zal de wereld worden verlost uit wat haar gevangen houdt. Daar zal de wereld genezen van haar kwalen. Daar zal heel de mensheid toegroeien naar het koninkrijk van God. Getuigen van het licht, dat is onze roeping.
Dat wij van die vreugde, van die hoop, van dat geloof mogen getuigen. En Johannes de Doper is daarin ons grote voorbeeld. Want het ging hem niet om hemzelf, maar om het aanwijzen van de Messias.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging vierde zondag van de Advent
20-12-2020
Schriftlezingen: 2 Sam. 7,1-5.8b-12.14a.16; Rom. 16,25-27 en Lc. 1,26-38)(B)
Op deze laatste zondag voor het kerstfeest hebben we nog een keer naar de Aankondiging van de engel Gabriël aan Maria geluisterd. Het ‘ja-woord’ van Maria van negen maanden geleden op 25 maart is de oorzaak dat we aanstaande vrijdag Kerstmis kunnen vieren, de geboorte van onze Verlosser, de Menswording van God zelf! Ik zeg met nadruk ‘kunnen vieren’, want deed God het scheppingswerk in het begin in zijn eentje, het verlossingswerk wil Hij samen met de mens doen! En inderdaad doet Maria mee! Zonder te begrijpen wat het betekent Moeder van God te zijn, zonder te begrijpen dat de heilige Geest over haar zal komen, zonder te begrijpen wat dit allemaal zal betekenen voor haar en de mensheid in z’n geheel. Een ‘ja-woord’ in het geloof, in totale overgave aan God en aan zijn plannen. Het is het maximum wat een mens kan doen in zijn relatie met God: jezelf helemaal overgeven aan zijn wil en er niets van begrijpen, alleen maar vertrouwen.
Dit ‘ja-woord’ heeft de Kerk altijd gezien als het grote voorbeeld voor het geloofsleven van een christen. Jezelf echt durven loslaten in zijn handen. Er is veel in een mens dat zich daartegen verzet. Nu wil God mens worden via Maria. Maar Hij wil ook mens worden door u en mij. Hij wil ook in ons geboren worden!
In onze rijke traditie heeft dit moment van het bezoek aan de engel ook altijd een belangrijke plaats gehad. Ook in het geloofsleven van simpele mensen. Drie keer per dag – ’s ochtends, ’s middags en ’s avonds, luidden veel kerken vroeger het Angelus. Drie pauzemomenten om stil te worden en de lezing van deze vierde zondag van de advent, die dus gaat over het bezoek van de engel Gabriël aan Maria biddend te overwegen. Gelovige mensen zien daarin de bron van onze verlossing en daar danken wij God voor en beseffen dat het nog steeds doorgaat, die menswording.
Het Angelusgebed kent drie stappen die ik toch weer eens onder de aandacht wil brengen, omdat het Angelusgebed ook een gebed is dat makkelijk te bidden is. De eerste stap is de aankondiging van de engel: ‘De engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt, en ze heeft ontvangen van de heilige Geest’. God staat aan het begin en Hij komt naar de mensen toe. Dat is ook het bijzondere aan het christelijk geloof: niet alleen dat de mens God zoekt en Hem aanbidt, maar ook dat God zelf de mensen komt opzoeken. De hele Bijbel door. Dat zien we met Abraham, dat zien we met de bevrijding van het volk Israël uit de slavernij van Egypte. En nu komt God door middel van de engel Gabriël Maria opzoeken.
De tweede stap: ‘Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw Woord’. Maria vraagt eerst hoe dit kan gebeuren omdat zij zich in de maagdelijkheid aan God had toegewijd. Zij stelt haar vragen en ze werkt mee op haar manier. Dat mag ook! God heeft ons verstand gegeven om vragen te stellen als wij die hebben. Maar aan het eind antwoordt Maria niet van wat ze begrepen had, want dat had ze begrijpelijkerwijs nauwelijks, en zegt ze: ‘Mij geschiede naar uw Woord’. Sommige mensen herkennen dit: zij zien dit als een werkelijkheid die hun verstand te boven gaat. Er kan iets in je leven gebeuren waarvan je zegt: hé!? En het antwoord van Maria is ruimhartig: zij wil God niet beperken op het kleine beetje wat zij wel kon begrijpen, maar Hem alle vrijheid en alle ruimte laten. Vandaar het ‘Mij geschiede naar uw Woord’, het moet maar gaan zoals U het wilt.
De derde stap: ‘En het Woord is vlees geworden, en Het heeft onder ons gewoond’. Deze zin uit de proloog van het Johannesevangelie, dat we op Eerste Kerstdag altijd lezen, geeft het mysterie aan dat zich op dit moment voltrekt: Het eeuwige Woord, God zelf dus, wordt mens! Het wordt vlees en bloed in Jezus die onder ons heeft gewoond en gewandeld.
Als gelovigen kunnen wij dit geheim alleen knielen en aanbiddend benaderen. We knielen voor de kribbe, we knielen in de kerstnacht en op Eerste Kerstdag als we in het credo het ‘Et incarnatus est’ bidden of zingen. Ja, dat is een gevoelskwestie, een geloofskwestie of je dan wel of niet knielt of stil wordt.
Als afsluiting van het Angelusgebed bidden we het openingsgebed van deze vierde zondag van de advent dat we vandaag hebben gebeden. Dan bidden wij: dat God zijn genade in onze harten wil storten opdat wij tenslotte tot de heerlijkheid van de verrijzenis mogen worden gebracht. Anders gezegd: we bidden dat God ook in ons mens mag worden, dat ook wij in eeuwigheid als kinderen van de hemelse Vader mogen leven. En zodoende betere mensen worden, doen de wil van de Vader en op Jezus lijken.
Ik wens u een goede voorbereiding op het Menswordingsfeest van God.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging gezinsviering Kerstmis 2020
24-12-2020
Schriftlezingen: Lc. 2,1-14
Dit jaar 2020 is wel het bijzonderste en moeilijkste jaar dat we ooit hebben meegemaakt. Al vanaf maart is het corona, corona en nog eens corona. Het komt onze neus uit! We willen eindelijk wel weer eens normaal kunnen doen, hè. Toen het maart werd en later april toen dachten we: oh, met Kerstmis zal alles wel voorbij zijn. Dan zal corona wel over zijn. Maar niets hoor, corona is er nog steeds. En we moeten er nog steeds rekening mee houden. Maar ja, het is niet anders. Soms zijn er gewoon dingen in het leven waar je rekening mee moet houden. Daar kun je niet omheen. Die zijn er gewoon. En dan moet je er maar het beste van maken.
Wat denk je dat Jozef en Maria er plezier in hadden dat zij niet terecht konden in de herberg? Daar waren zij vast en zeker ook boos over. Hoe kon die herbergier dat nou doen? Een hoogzwangere vrouw en haar man niet binnen laten? Ja, ze mochten in een tochtige stal gaan zitten. Daar hadden ze wat warmte van een os en van het ezeltje er lag wat stro, maar om nou te zeggen ‘luxe en comfortabel’, nee.
Nu wisten Maria en Jozef dat ze een bijzonder kindje zouden krijgen. Dat bleek wel uit het bezoek van de engel Gabriël aan Maria en wat die engel toen aan Maria vertelde. Maar ja, dat was al zowat negen maanden geleden en sindsdien was er zoveel gebeurd. Ze moesten op reis voor een of andere stomme volkstelling en dus waren zij nu in Bethlehem aangekomen. En nu zou Maria moeder worden. Maar onder deze omstandigheden? Ja, onder die omstandigheden! Want wat had de engel Gabriël ook al weer gezegd over het kindje? Het kindje zou de Zoon van de Allerhoogste God zijn en ze moest Hem Jezus noemen, want God zou zijn volk gaan redden en Hij zou met de mensen zijn. Voor altijd.
God zou met de mensen zijn, dat wil zeggen zijn Zoon Jezus zou met de mensen zijn. En hoe leven de meeste mensen? In mooie huizen en liggend in warme bedjes? Nou, veel mensen wonen inderdaad fijn, maar de meeste mensen op de wereld wonen helemaal niet fijn. Die wonen in een sloppenwijk onder een dak van golfplaten en in een huisje met muizen en ratten en ander ongedierte. Zo leven helaas de meeste mensen! En Jezus? Jezus werd ook in zo’n krot geboren, armoedig en vochtig en vies. Want God zou toch met de mensen zijn. Nou, dat zie je hier.
Ja, gelukkig wonen wij best wel redelijk. Daar hebben wij niets over te klagen. En wat dat betreft kunnen wij ons huis maar moeilijk vergelijken met de stal van Bethlehem. Maar wat betreft het gedrag van die andere hoofdpersoon in ons verhaal zijn er misschien wel overeenkomsten. Want wat had hij het druk, hè, die herbergier. Hij had het zo druk dat hij geen oog had voor wat werkelijk gebeurde en wat werkelijk belangrijk was. Hij gaf iedereen een grauw en een snauw en werd met het uur chagrijniger. Bij hem was letterlijk en figuurlijk geen plaats voor Jezus. Hij was te druk met andere zaken.
Misschien dat veel mensen in het Westen ook wel eens te veel bezig zijn met andere zaken. Dingen waarvan zij denken dat ze belangrijk zijn, maar dat niet zijn. Ze maken zich druk over geld en over hun carrière, ze maken zich druk over welk type auto ze kopen of welke game ze willen hebben. Allemaal belangrijk ongetwijfeld, maar geloof me er zijn in het leven echt belangrijkere dingen. Maar het gevolg is wel dat er ook steeds minder mensen zijn die geïnteresseerd zijn in Jezus. Die zetten Jezus dus maar in de hoek van hun leven, net als de herbergier dat letterlijk zo deed. Niet belangrijk en als ik Hem nodig heb dan weet ik Hem wel te vinden, redeneren ze. Maar ja, dat is natuurlijk niet de bedoeling. God is onder ons gekomen voor ons allemaal. Niet alleen voor de arme mensen, maar ook voor de iets minder arme mensen en voor de rijke mensen. Voor iedereen dus.
Nu midden in deze corona ontdekken veel mensen weer een beetje waar het werkelijk om draait, namelijk om gezondheid en liefde en vrede en gerechtigheid. Dat zijn de dingen die echt belangrijk zijn. En wie heeft ons voorgedaan hoe zij liefde en vrede en gerechtigheid kunnen bereiken? Jezus! Hij heeft ons laten zien waar het werkelijk om draait en wat werkelijk belangrijk is.
Zullen we bij onze nieuwe voornemens weer eens voornemen om daar meer aan te werken? En bidden wij tot Jezus om kracht om dat ook werkelijk te kunnen doen. Wie weet gaat er nu toch iets veranderen.
Zalig Kerstfeest. Amen.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging Hoogfeest van Kerstmis 2020
24-12-2020
Schriftlezingen: (Jesaja 9, 1-3.5-6; Titus 2,11-14 en Lucas 2, 1-14)
Van oudsher is Kerstmis een ijkpunt op de kalender en een baken van hoop. ‘Met Kerstmis zijn we weer thuis’, meenden de soldaten die in augustus 1914 overal in Europa ten strijde trokken. ‘Met Kerstmis zijn we bevrijd’, hielden de mensen in bezet Nederland elkaar in het najaar van 1944 voor. ‘Met Kerstmis zal alles weer normaal zijn’, hoopten we toen corona Pasen ontwrichtte en de zomervakantie overschaduwde.
Het heeft niet zo mogen zijn. In 1914 noch in 1944 en ook niet in 2020. Vorige week maandag maakte premier Rutte in een indrukwekkende toespraak vanuit het Torentje bekend dat Nederland vijf weken volledig in lockdown ging. Alle niet-noodzakelijke winkels moesten dicht, scholen moesten dicht, openbaar vervoer moest verminderd worden, de mensen moesten thuis gaan werken. Zeker tot 19 januari. En nu is het 24 december en vieren we toch Kerstmis. Want wij zijn gehecht aan Kerstmis. Deze gehechtheid laat zich niet beteugelen door een pandemie, door een dictatoriaal regime of door oorlogsomstandigheden. Kerstmis moet gevierd worden. Hoe dan ook. Zo dwongen Duitse en geallieerde soldaten in 1914 aan het westelijk front een kerstbestand af en sindsdien gaan er verhalen rond dat in die nacht van 24 december 1914 Stille Nacht door Duitse soldaten werd gezongen en antwoordden even verderop Engelse soldaten met Silent Night. Er zouden geschenken zijn uitgewisseld en zelfs gevoetbald zijn, waarbij ook toen al de Duitsers wonnen. Meerdere dictators hebben ook geprobeerd om Kerstmis de nek om te draaien, maar dat is nooit gelukt En dat gaat ook nu niet lukken! Want hoewel we volle kerken en samenkomsten dit jaar moeten missen, vindt het ware kerstfeest in ons hart plaats en die viering kan wel doorgaan. Het wordt dus toch Kerstmis!
Ieder jaar overwegen we hoe Maria hoogzwanger op een ezel, met Jozef aan haar zijde, de lange tocht van Galilea naar Bethlehem in Judea moest maken, waar geen plaats was voor dit stel in de herberg, zodat het Kind uiteindelijk ter wereld kwam in een plaats die bestemd was voor beesten. Kind en ouders moesten daarna vluchten, want Herodes stond hen naar het leven; weg naar een ander land op de armen van zijn ouders, die zijn leven en zijn missie veilig wilden stellen. Hoe actueel is deze geschiedenis! En we vertellen dit verhaal niet alleen om te gedenken dat God, de allerhoogste Heer, de plaats van een verworpene, een uitgestotene komt delen, mens werd zoals wij, maar we denken daarbij ook aan al die mensen op de wereld die vandaag de dag nog steeds door zo’n noodlot getroffen worden, de uitgestotenen, de vluchtelingen, de mensen voor wie geen plaats mag zijn. Pas als we daaraan denken dan wordt het echt Kerstmis!
Dan wordt Kerstmis niet alleen een feest dat we, hoewel beperkt, toch samen willen vieren, maar ook een feest dat oproept tot zorg en aandacht voor allen die hetzelfde lot moeten ondergaan dat Jezus Christus is komen delen. Zo bezien is het kerstfeest dus eerder een uitnodiging om ons uit ons comfort te begeven en ons te verbinden met het lot en het leven van mensen die lijden, die gebrek hebben, in nood zijn of moeten vluchten. Pas als we zo durven redeneren dan wordt het echt Kerstmis!
En misschien lukt het u en mij om, hoewel helaas meer aan huis gekluisterd en dat we vele contacten, afspraken en ontmoetingen hebben moeten doorstrepen, om dan toch misschien iets meer te denken en te bidden voor de noden van onze medemensen, eens wat vaker iemand op te bellen die (ook) alleen staat of iets extra’s te geven aan hem of haar, of aan onze parochie die het financieel zo zwaar of aan de PCI voor mensen in nood of aan een ander goed doel.
Laten we doen wat in ons vermogen ligt om de wereld van vandaag iets te bieden van de vrede op aarde waarover de engelen bij het pasgeboren Kind hebben gezongen, waar de soldaten in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog over hebben gezongen, waar de mensen in de Tweede Wereldoorlog van hebben gedroomd en waar wij vandaag over zingen. Die vrede is meer dan een afwezigheid van oorlog of geweld, het is totale harmonie, in onszelf en met ons leven, met God en de naaste. Kerstmis is een uitnodiging om ons leven als een geschenk en als een missie te zien, om het ‘ik’ wat meer los te laten, en om vredebrenger te worden waar wij kunnen. Pas dan wordt het zó uiteindelijk toch Kerstmis!
Ik wens u daarom van harte een zalig Kerstfeest!
Amen.
© 2020 Sandor Koppers
Overweging hoogfeest van Kerstmis 2020
25-12-2020
Schriftlezingen: Jes. 52,7-10; Hebr. 1,1-6 en Joh. 1,1-18)
Van oudsher is Kerstmis een ijkpunt op de kalender en een baken van hoop. ‘Met Kerstmis zijn we weer thuis’, meenden de soldaten die in augustus 1914 overal in Europa ten strijde trokken. ‘Met Kerstmis zijn we bevrijd’, hielden de mensen in bezet Nederland elkaar in het najaar van 1944 voor. ‘Met Kerstmis zal alles weer normaal zijn’, hoopten we toen corona Pasen ontwrichtte en de zomervakantie overschaduwde.
Het heeft niet zo mogen zijn. In 1914 noch in 1944 en ook niet in 2020. Vorige week maandag maakte premier Rutte in een indrukwekkende toespraak vanuit het Torentje bekend dat Nederland vijf weken volledig in lockdown ging. Alle niet-noodzakelijke winkels moesten dicht, scholen moesten dicht, openbaar vervoer moest verminderd worden, de mensen moesten thuis gaan werken. Zeker tot 19 januari. En nu is het 24 december en vieren we toch Kerstmis. Want wij zijn gehecht aan Kerstmis. Deze gehechtheid laat zich niet beteugelen door een pandemie, door een dictatoriaal regime of door oorlogsomstandigheden. Kerstmis moet gevierd worden. Hoe dan ook. Zo dwongen Duitse en geallieerde soldaten in 1914 aan het westelijk front een kerstbestand af en sindsdien gaan er verhalen rond dat in die nacht van 24 december 1914 Stille Nacht door Duitse soldaten werd gezongen en antwoordden even verderop Engelse soldaten met Silent Night. Er zouden geschenken zijn uitgewisseld en zelfs gevoetbald zijn, waarbij ook toen al de Duitsers wonnen. Meerdere dictators hebben ook geprobeerd om Kerstmis de nek om te draaien, maar dat is nooit gelukt En dat gaat ook nu niet lukken! Want hoewel we volle kerken en samenkomsten dit jaar moeten missen, vindt het ware kerstfeest in ons hart plaats en die viering kan wel doorgaan. Het wordt dus toch Kerstmis!
En misschien hebt u elkaar gisterenavond al een zalig Kerstfeest toegewenst. Sommigen zullen bij dat ouderwetse woordje zalig misschien hebben gedacht aan de kerstkalkoen die toen of die vanavond op de dinertafel staat, maar dat is toch niet helemaal de betekenis van dit woordje zalig. Nee, zalig slaat hier op de wens dat dit kerstfeest ons goed mag doen en een bron van vreugde en blijheid mag zijn op weg naar de echte zaligheid, het eeuwig geluk bij God.
Op deze kerstochtend hoorden we in het evangelie over licht en donker en over het woord van God dat vlees is geworden. Licht en donker: o zo herkenbaar. Deze hele corona-ellende komt onze neus uit. Een en al donkerheid en duisternis. En dan weten we natuurlijk ook dat het voor sommige mensen nog moeilijker is omdat zij financieel aan de grond zitten, of ernstig ziek zijn of dit jaar voor het eerst Kerst moeten vieren zonder hun dierbare overledene. Vorig jaar was hij of zij er nog. Nu dit jaar voor het eerst niet. Dat maakt het kerstfeest moeilijk.
In de nachtmis heeft het kerstverhaal geklonken over keizer Augustus die een volkstelling liet houden over de mensen in heel zijn rijk en dus ook in Bethlehem. En dus stond het reisverhaal centraal en het geboorteverhaal in een stal en kribbe met engelen en herders. Vandaag gaat het meer over de betekenis van dit alles: ‘Het ware Licht, dat iedere mens verlicht, kwam in de wereld, maar de wereld erkende Hem niet’. Dat schreef de evangelist omdat hij wist hoe het met dat Licht afliep en hoe de situatie later is gelopen. Toen het leven van veel mensen leek op een woelige zee in een maanloze nacht. Als alles duister is en je geen uitzicht hebt en het niet meer ziet zitten, als er weinig steun is van anderen, kan het duister weleens erg donker zijn.
Tegen die achtergrond spreekt Johannes de evangelist toch over een licht dat in de duisternis schijnt. Een geestelijk licht dat iedere mens verlicht. Dat licht is vaak klein en nietig, het moet gezocht worden zoals het Kind van Bethlehem gezocht moest worden, maar als wij dat doen, te midden van alle duisternis de lichtpuntjes zoeken en daarin Hem aanvaarden, al is Hij nog zo klein dat zal dat licht ons dragen, ons verwarmen, uitzicht bieden en ons uiteindelijk de heerlijkheid laten zien waarin God leeft.
Ja, het licht is klein en onze wereld heeft veel problemen, maar richt je op het goede en het mooie dat van God komt en vertrouw dat dit zál overwinnen. Let niet te zeer op de macht van het kwaad, laat je niet van de wijs brengen of in paniek brengen, alles wat machtig en groot was gaat uiteindelijk voorbij. Het licht in de wereld en in ons eigen leven zijn vaak lichtpuntjes in een zee van duisternis, maar wie ze voor ogen houdt, zal door dat licht worden verlicht. En vaak is er maar een beetje licht in de wereld of in ons leven, geen zeeën van licht. Zo is God zelf in deze wereld gekomen door de geboorte van dit Kind, als een klein lichtpunt in een verborgen hoekje van de aarde.
Maar wie het licht van Kerstsmis ziet wordt er vaak meer door aangesproken dan door het stralend licht van Pasen, omdat ons leven ook vaak zo is: we leven met een beetje licht. Maar dit beetje licht is het begin en Pasen is de belofte, de toekomst. En hoe weerloos en klein ook, dit licht zal overwinnen.
Zalig Kerstfeest.
Amen.
© 2020 Sandor Koppers